164 kant moet gesteld worden dat ruilverkaveling meestal tot gevolg heeft dat de totale produktie van een blok stijgt, hetgeen in de huidige situatie hoogst onwelkom is. Daarom zou het ruilverkave- lingsbeleid er wel op gericht kunnen worden om dit produktie- verhogend effect te nivelleren. Dit zou kunnen geschieden door binnen de ruilverkavelingsblokken de zeer slechte gronden (qua bodemgeschiktheid en externe produktie-omstandigheden) in eerste instantie niet te verbeteren en vervolgens voor niet-agrarische doeleinden te gebruiken. Deze methode werd reeds enigszins toe gepast bij de opstelling van ruilverkavelingsplannen voor blokken als ,,Het Grootslag", ,,Hommerts-Oppenhuizen" en „Slochteren". Desondanks moet onze conclusie toch zijn dat door het ruil- verkavelingsbeleid slechts in zeer geringe mate bijgedragen kan worden aan de beperking van de landbouwproduktie. Immers die bijdrage zal, bij handhaving van de continuïteit in het uit voeringsprogramma en een optimistische visie, dat bijv. i 5% van de totale blokoppervlakten uit de cultuur wordt genomen, nog geen 30.000 ha bedragen. Aan de prikkel tot het „ruimer omspringen met grond" zal dus buiten ruilverkaveling moeten worden voldaan. Met het voorafgaande is nog maar een kant van het dilemma waarin de ruilverkaveling momenteel verkeert geschetst. De ruil verkaveling moderne stijl wordt nl. ook steeds meer mede dienst baar gemaakt aan andere dan agrarische belangen. Daarbij wordt rekening gehouden met het type landelijk gebied waarin wordt gewerkt. Kan echter wel in voldoende mate ingespeeld worden op de toekomstige functie van de verschillende gebieden We denken hierbij in de eerste plaats aan de gemengd agrarisch-recreatieve gebieden, waaronder de park- en watersportgebieden van nationale betekenis. Het blijkt dat ook in deze gebieden slechts 2.5 a 3% van de blokoppervlakte voor landschap en recreatie beschikbaar ge steld kan worden. Wel moet opgemerkt worden dat de laatste jaren voor de verwezenlijking van het landschapsplan en het plan van recreatieve voorzieningen meer en meer toepassing gegeven wordt aan artikel 13 van de Ruilverkavelingswet 1954- Daarmee wordt zekerheid geboden dat deze onderdelen van het ruilverkavelingsplan werkelijk gerealiseerd zullen wordenBovendien blijkt uit een analyse van 17 rapporten voor ruilverkavelingen in deze gemengd agrarisch- recreatieve gebieden die in de jaren '67, '68 en '69 gestemd werden, dat de stijging van de ruilverkavelingskosten per ha voor 60% te danken is aan een stijging van de kosten voor landschap en recreatie. De oppervlakten bestemd voor verwezenlijking van het land schapsplan en de recreatievoorzieningen zijn gedurende deze jaren niet gestegen maar de investeringen per ha voor deze facetten zijn in deze periode gestegen met resp. 66% en 82%, terwijl de totale ruilverkavelingskosten slechts met ruim 14% toenamen. Met enige voorzichtigheid zouden we hieruit mogen concluderen dat er een kwalitatieve verbetering optreedt ten aanzien van de voorzieningen voor landschap en recreatie.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1970 | | pagina 12