i65
Maar juist in dit soort gebieden zou men in de sfeer van land
schapsreservaten, natuurterreinen, grote structuurbepalende land
schapselementen boscomplexen, ontpolderingen (om de recrea
tieve wateroppervlakte te vergroten), terreinen voor tweede wonin
gen e.d., nog meer willen realiseren. Dat gebeurt niet, niet alleen
omdat er onvoldoende grond is, de 5% van artikel 13 de beperkende
factor is, of omdat er te weinig geld is, maar ook omdat de ge
dachte van „segregatie" door belanghebbende instanties en ver
antwoordelijke organen steeds meer wordt gepropageerd. Mr.
Gorter deed dat eind vorig jaar in een lezing voor een vergadering
van de Contactcommissie voor Natuur- en Landschapsbescher
ming [9], Ir Herweijer doet dat nu ook blijkens een interview dat
onder de kop „Landbouw- en recreatiegebieden duidelijk scheiden"
op 8 mei jl. in het Eindhovens Dagblad verscheen. Als dit idee
van scheiding van belangensferen uitgangspunt wordt voor het
ruilverkavelingsbeleid dan is duidelijk dat daarmee de ont
wikkeling van het instrument ruilverkaveling tot een meer inte
graal landinrichtingsprogramma wordt gestuit. M.i. vooralsnog
tot schade van de agrarisch-recreatieve gebieden waar, bij de
huidige inrichting, de verschillende belangen zo sterk verstrengeld
zijn.
In de landbouwgebieden in de stedelijke sfeer, en in het bijzonder
in de zg. bufferzones is een heel andere ontwikkeling aan de gang.
Voor een proefgebied, Midden-Delfland is een speciale recon
structiewet voorbereid. In dit gebied moet o.a. een recreatie
element van formaat (-£ 1500 ha) gemaakt, een rijksweg aangelegd
en een overblijvend landbouwgebied gereconstrueerd worden. Het
wetsontwerp voorziet in een uitvoering als één operatie. Daartoe
zijn in dit ontwerp elementen van de Ruilverkavelingswet, de
Herverkavelingswetten en de Onteigeningswet verwerkt. Dit jaar zal
deze reconstructiewet aan het Parlement worden aangeboden. Na
aanvaarding door de volksvertegenwoordiging, ontstaat de situatie
dat naast de Ruilverkavelingswet er een andere landreconstructie-
wet bestaat, weliswaar voor een speciaal gebied, maar toch duidelijk
mede bedoeld voor het experiment. Afhankelijk van de ervaringen
die met deze wet worden opgedaan kan aan toepassing voor andere
gebieden worden gedacht. Essentieel is dat met de lex specialis
Midden-Delfland een instrument geschapen is dat uitvoering van
een integraal landinrichtingsplan voor een bepaald gebied mogelijk
maakt. Het dilemma is nu, moet deze wet straks model gaan staan
voor een algehele herziening van de Ruilverkavelingswet 1954, moet
er een landinrichtingswet komen of moet een reconstructie wet van
het type Midden-Delfland alleen maar in speciale gevallen worden
toegepast
Na deze beschouwingen over de m.i. niet gemakkelijke positie
van de ruilverkaveling, tenslotte nog een poging tot het geven van
een samenvattend beeld over de nabije toekomst van dit instrument
voor geïntegreerde of gesegregeerde landinrichting.