I
166
5. Toekomstvisie
a. Voor realisering van doeleinden van het landbeleid op langere
termijn, zoals produktiebeperking en aanzienlijke verbetering van
de bedrijfsgroottestructuur kan de ruilverkaveling niet of nauwe
lijks dienen. Heel wenselijk is een zeer actief saneringsbeleid dat
alle noodzaklijke elementen zoals attractieve beëindigingsver
goedingen of pensioneringsmogelijkheden, omscholingsregelingen,
aanvullende werkgelegenheid e.d., omvat. Hoogstwaarschijnlijk
moet daar in het landbouwstructuurbeleid voor de eerstkomende
jaren het accent gelegd worden. Voor de landbouwgebieden van
overwegend grote schaal blijft de ruilverkaveling ook in de toe
komst dan slechts het middel tot verbetering van de agrarische
infrastructuur, terwijl, als het ware in de marge, de verwezenlijking
van een aantal niet-agrarische elementen van lokale, soms regionale
betekenis wordt meegenoemen. Voor een dergelijke toepassing
in dit soort gebieden hoeft de Ruilverkavelingswet 1954 (afgezien
van de verbeteringen in de bestaande wet, die zijn voorgesteld door
de Werkgroep Balans Ruilverkavelingswet 1954) niet gewijzigd
te worden.
b. Voor de landschappelijk waardevolle landbouwgebieden en
de parkgebieden van nationale en regionale betekenis is het moei
lijker aan te geven welke ontwikkeling en toepassing van het
instrumentarium voor de herinrichting het meest gewenst zijn. Ik
geef er de voorkeur aan dat het elastiek van de Ruilverkavelingswet
1954 de eerstkomende jaren nog zover mogelijk wordt uitgerekt. Het
daarbij niet laten, maar tevens in de periode van uitvoering van
een veelzijdig, „meerdoelig" ruilverkavelingplan profiteren van de
werking van maatregelen op basis van andere wetten, die eveneens
gericht zijn op de verwezenlijking van onderdelen van de meest ge
wenste ruimtelijke structuur van het betreffende gebied, hetgeen
in het kader van streek-, (structuur-) en/of bestemmingsplan tot
uitdrukking is gebracht.
Eigenlijk zijn er maar twee mogelijkheden:
xe. een zo goed mogelijke coördinatie van alle wettelijke maat
regelen, met de bedoeling datgene wat verspreid gebeurt zoveel
mogelijk op elkaar af te stemmen. In feite is dat ruimtelijke ordening
en in ons geval een stuk landinrichting omdat de coördinatie zich
uitstrekt tot het hele arsenaal aan wetgevingen voor het landelijke
gebied: dat omvat naast de Wet op de Ruimtelijke Ordening en
de Ruilverkavelingswet o.a. de Natuurbeschermingswet, de Ont-
grondingenwet, de Boswet, de Onteigeningswet enz., eventueel zelfs
tot en met nog niet bestaande wetten zoals de ,,wet op de nationale
parken en landschapsparken" waarvoor onlangs gepleit werd [10];
2e. de integratie doorvoeren tot en met de uitvoering. Dat
wordt het voorbeeld Midden-Delfland. Ik heb het gevoel dat deze
integratie slechts in bijzondere gevallen noodzakelijk of zeer ge
wenst zal zijn. Een aantal bufferzones, zoals Midden-Delfland,