Ontwikkelingen in de ruilverkavelingstechniek i68 [5] De Tweede nota over de ruimtelijke ordening in Nederland. Staats uitgeverij, 's-Gravenhage 1966. [6] Prompers, L. M. E. N.: Cultuurtechnisch Tijdschrift oktober-november I9&9- [7] Prillevitz, F. C.Gronden uit de cultuur. Landbouwkundig Tijdschrift 81 (1969) nr 10. [8] Landbouwschap: Vermindering van de E.E.G.-landbouwproduktie bij de bron, 's-Gravenhage I97°- [9] Gorter, H. P.: Landschap van morgen. Uitgave van de Contact- Commissie voor natuur- en landschapsbescherming, Amsterdam 1970. [10] Kloet, W. G. van der: Een programma voor Nationale Parken in Nederland. Bijvoegsel bij Verkeerstechniek, Recreatievoorzieningen, april 1970. [n] Haan, P. de: Kadaster, landmeetkunde en maatschappij, lijdschntt voor Kadaster en Landmeetkunde 86 (1970) nr 1. Ir. W. J. J. VAN LENT Hoofd van de Kadastrale Ruilverkavelingsdienst Lezing voor de Nederlandse Landmeetkundige Federatie op 15 mei 1970 te Wageningen. Inleiding In de geschiedenis van de uitvoering van ruilverkavelingen in Nederland zijn duidelijk verschillende perioden te onderkennen. Grof ingedeeld zijn te onderscheiden de periode van 1924 tot 1950 en de periode van 1950 tot 1970. Van 1924 tot 1950 De periode van 1924 tot 1950 wordt vnl. gekenmerkt door uit voering van typische agrarische ruilverkavelingen, waarbij het accent vooral is gelegd op de enge definitie van ruilverkavelen te weten: het opnieuw indelen van de grond in kavels door ruiling en de toedeling van de rechten. Duidelijk bleek hierbij de taak van de landmeter van het Kadaster als de landmeter deskundige, veelal opererend als de enige of voornaamste deskundige ter bijstand van de Plaatselijke Commissie'. Met enkele vaste teammedewerkers, teke naar en veldassistent, voerde hij het administratieve en meetkundige werk, waartoe medegerekend tracering van wegen en waterlopen, uit. De kadastrale werkkring van de landmeter verklaarde zijn gevoel voor nauwkeurigheid, zijn streven naar een optimaal billijke, even redige verdeling, zijn neiging tot perfektionisme. Na de start in 1924 ontstond een aarzelende groei in de opper vlakte ruilverkaveling. Op x januari 194° was f°taal in uitvoering een oppervlakte van 4.000 ha, waarin werkzaam 11 landmeters 2 veldassistenten, 8 tekenaars en enkele rneetarbeiders, per landmeter met één medewerker een oppervlakte van 360 ha. Na de laatste oorlog nam de ruilverkavelingsaktiviteit belangrijk toe en stond Neder land in 1950 voor een uitvoering van 68.000 ha, waarin werkzaam waren 43 Landmeters en 110 medewerkers, d.w.z. per landmeter met 3 medewerkers een oppervlakte van 1500 ha.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1970 | | pagina 16