169
Van 1950 tot 1970
Vooral door de uitvoering van de herverkaveling Walcheren en
tengevolge van de watersnoodramp in Zeeland in 1953 groeide
ruilverkaveling naar een bredere doelstelling, de streekverkaveling.
Ruilverkaveling is in deze periode mede ontwikkeld tot een instru
ment ter realisering van planologische objecten, gepaard gaande
met een nieuwe in- en toedeling. Was de stemmings-oppervlakte in
de jaren 1955-1960 nog 20.000 ha per jaar, deze oppervlakte groeide
jaarlijks tot in 1965 de regering de te stemmen oppervlakte vast
stelde op 55.000 ha. Zo groeide de totale in behandeling zijnde
oppervlakte tot 270.000 ha in i960 en 600.000 ha in 1970.
Deze stormachtige groei viel in een periode waarin het Kadaster
door de grote toeneming van het rechtsverkeer in onroerend goed en
het aantal nieuw te meten grenzen stond voor een dieptepunt, wat
de personeelssituatie betrof. Deze grote achterstand in werk had ook
positieve punten men werd overtuigd dat de technisch ambtenaar
(H.T.S.'er) zijn intrede moest doen. Zo waren bij de kadastrale
ruilverkavelingsdienst in i960 werkzaam 47 ingenieurs en 5 tech
nisch ambtenaren, in 1970 50 ingenieurs en 64 technische ambte
naren. Maar deze groei in i960 per ingenieur met 6 medewerkers
5.700 ha, in 1970 per ingenieur met 11 medewerkers 12.000 ha had
ook zijn schaduwzijden. Door de druk van het totale personeels
tekort kon met moeite de groei worden gevolgd en dreigde stagnatie
in de uitvoering van ruilverkavelingen. De inspanning van de
ingenieurs en hun medewerkers was bovenmatig groot maar
hoofdzakelijk produktiegericht. Opvoering van de produktie pleegde
een aanval op het perfektionisme van de ingenieur, hij moest van
het zelf uitvoeren overstappen op het leiding geven, echter over
veelal jong, niet ervaren personeel.
Doelstelling
Naast de groei van de omvang ontwikkelde zich duidelijk de
bredere doelstelling ruilverkaveling bij uitstek het middel tot
uitvoering van planologische projecten in landelijke gebieden, of
zoals door Ir. Prillewitz zo juist geformuleerd en ingeleid „ruil
verkaveling als instrument voor landinrichting."
Enkele aspekten van deze groei wil ik nog belichten:
in 1946: De instelling van de S.B.L -Stichting Beheer Landbouw
gronden, aanvankelijk grondverwervend t.b.v. bedrijfs-
vergroting, allengs uitgebouwd tot een instituut om door
minnelijke aankoop van gronden de uitvoering van een land
schapsplan, de zekerstelling van natuurterreinen, de uit
voering van recreatieobjecten en thans nog schoorvoetend
beperking van de landbouwproduktie te bewerkstelligen.
(Opmerking: was de S.B.L. in de ruilverkaveling voor de
ruilverkavelaar meestal de gemakkelijkste belanghebbende