178
schaft nu nog werk aan 75% van de bevolking, maar industrie en
dienstensector (touristenverkeer) nemen snel in belangrijkheid
toe.
2. Irrigatie van de Centrale Vlakte
Het belangrijkste landbouwgebied, met rijst als hoofdgewas
is de Centrale Vlakte, het vruchtbare deltagebied van de rivier de
Chao Phya. De regenval, die in hoofdzaak tijdens de zomermaanden
(natte moeson, van juni tot oktober) plaatsvindt, bedraagt ca.
noomm. per jaar. Het ene rijstgewas dat thans per jaar wordt
geoogst geeft een vrij lage opbrengst.
De belangrijkste factor die de rijstproductie belemmert is de
waterbeheersing op de bedrijven, die veel te wensen overlaat. Voor
rijstverbouw moet er tijdig en in voldoende mate water aanwezig
zijn, om te kunnen zorgen dat er gedurende het gehele groeiseizoen
een waterlaag van vrij constante dikte, nodig voor een goede oogst,
op de rijstvelden staat. Vooral overstromingen zijn zeer nadelig.
In de bovenloop heeft men de waterafvoer door de bouw van
een aantal grote stuwdammen redelijk onder controle, maar in het
zuidelijk gedeelte van de Centrale Vlakte nog door het bedijken van
de rivieren en het graven van afvoerkanalen beter worden be
schermd tegen de jaarlijkse inundatie. De uitvoering van deze
werkzaamheden ressorteert samen met de irrigatie, onder het R.I.D.,
het „Royal Irrigation Department". Dit is in het land een belang
rijke dienst, goed uitgerust en georganiseerd, met capabele mede
werkers.
Op het gebied van de irrigatie in het bijzonder is er al veel gedaan.
Er is een stelsel van hoofdleidingen met dwarsaftakkingen, voorzien
van de nodige kunstwerken. Vanuit de dwarsleidingen, de „laterals"
zou het water via irrigatiesloten door het te bevloeien gebied
moeten worden geleid en op de velden worden toegelaten; aan dit
laatste deel van het irrigatiesysteem, de „distributiesloten" met de
nodige verdeelwerkjes, inlaten e.d. ontbreekt echter zeer veel.
Dit alles is grondig bestudeerd door een multidisciplinair team,
hoofdzakelijk bestaande uit medewerkers van ILACO.
Enige jaren geleden heeft men getracht hierin verandering
te brengen door het aanleggen van een groot aantal irrigatiesloten.
Op basis van de bestaande globale hoogtekaart met een hoogte
lij neninterval van 1 m. werden loodrecht op de hoogtelijnen rechte
sloten gegraven, op onderlinge afstanden van ca. 400 m. en ongeveer
evenwijdig aan elkaar. De bestaande kavelindeling werd door deze
wijze van werken willekeurig doorsneden; dat had tot gevolg dat
alleen de doorsneden kavels direct water kunnen krijgen en de daar
achter liggende percelen moeten wachten tot de voorliggende
hun deel hebben gehad. Het was de bedoeling dat de boeren zelf
voor het aanleggen van de nodige kleine verbindingsslootjes zouden
zorgen om ook voor de achterliggende kavels een goede bevloeiïng
mogelijk te maken. Daarvan is echter niets terecht gekomen, zodat