conclusies geen afbreuk. Jammer is dat, doordat de Nederlandse
regering, de Kamermeerderheid en het Landbouwschap het niet
eens waren met de voorgestelde maatregelen uit het „Memorandum
inzake de hervorming van de landbouwstructuur in de Europese
Gemeenschappen" met betrekking tot de modernisering van de
landbouwbedrijven en de vergroting van de mobiliteit van de
grond, er hier nog geen nieuwe visie is ontstaan op het grond- en
pachtbeleid. Wel wordt er in velerlei kring druk gestudeerd op deze
materie en bestaat inmiddels de afspraak dat de Minister van
Landbouw en Visserij en het Landbouwschap op korte termijn
hierover nader van gedachten zullen wisselen. Daarom ben ik ervan
overtuigd dat in de naaste toekomst nieuwe elementen in het grond
en pachtbeleid hun invloed ook op het ruilverkavelingsbeleid
zullen doen gelden.
Met het voorafgaande is een eerste stuk achtergrond gegeven
waartegen zich beweging in het ruilverkavelingsgebeuren in Neder
land projecteert.
Het tweede betreft de veelzijdigheid van functies van het lande
lijke gebied en de de laatste jaren optredende verschuiving in de
waardering van de verschillende functies. In de Tweede nota over
de ruimtelijke ordening in Nederland [5], werd reeds geconstateerd
dat het platteland (dat is de agrarische uitdrukking voor landelijk
gebied) naast agrarische ook andere functies zal moeten gaan
vervullen, waarvan die van recreatie en van „open ruimte" tussen
stedelijke concentraties de voornaamste zijn. Bij herinrichting
van landelijke gebieden zal met deze andere functies rekening
moeten worden gehouden. Maar, dat zal niet overal op gelijke wijze
behoeven te gebeuren. Het hangt er nl. van af in welke situatie het
landelijk gebied nu reeds verkeert: is het in trek als recreatie
gebied, zijn er natuurwetenschappelijke waarden in het geding,
speelt het gebied een rol voor waterwinning, defensie (e.d of ligt
het dicht bij een grote stad? Op basis van deze verscheidenheid
in uitgangssituaties en toekomstig wenselijk gebruik, werd in de
Tweede nota over de ruimtelijke ordening het agrarische gebied
ingedeeld in:
1. landbouwgebieden van overwegend grote schaal;
2. landbouw-recreatiegebieden, waaronder park- en watersport
gebieden van nationale en regionale betekenis
3. landbouwgebieden in de stedelijke sfeer, waaronder de „centrale
open ruimte" en de bufferzones.
Een dergelijke indeling in een aantal categorieën van landelijk
gebied komt ook voor in streek- en bestemmingsplannen. Men
spreekt dan bijvoorbeeld van landbouwgebied, landbouwgebied van
landschappelijke waarde, en van grote landschappelijke waarde,
van natuurgebied etc. Is voor het huidige ruilverkavelingswerk
deze differentiatie in agrarische gebieden reeds van belang, bij het
ontwerpen van ruilverkavelingsplannen voor nieuwe blokken wordt
i6o