i6i zulk een indeling (indien bekend) een keihard uitgangspunt. Mede daarom zullen streekplan, bestemmingsplan en ruiverkavelings- plan in de toekomst een steeds nauwere samenhang moeten ver tonen. Bekijken we nu de beide uitgangspunten, die aangeduid werden verantwoordelijk te zijn voor de recente veranderingen die zich ten aanzien van de activiteit ruilverkaveling (zullen) voordoen, dan valt wellicht op dat daarnaast niet nog een cultuurtechnisch of ruilverkavelingsorganisatorisch uitgangspunt werd genoemd. Het lijkt erop dat er de laatste jaren in die hoek geen ontwikkelingen hebben plaatsgevonden waardoor zo'n sterke beweging in het ruil- verkavelingsgebeuren ontstaan is. Wat verandert er nu bijvoorbeeld, wanneer men in plaats van aarden potjes, plastic drainbuizen gaat gebruiken of zelfs wanneer men de hele toedeling gaat automati seren, omdat het Kadaster de computer inschakelt Wellicht zal Ir. Van Lent mij straks op dit laatste punt wat corrigeren, en terecht wanneer hij gaat pleiten voor uitvoering van meer werkzaamheden dan tot nu door de Kadastrale Ruilverkavelingsdienst in de voor bereidingsperiode van een ruilverkaveling. Als dat het geval wordt, dan betekent dat, dat nog meer werk verzet wordt voordat een ruil verkavelingsplan in stemming wordt gebracht. De vraag zou zelfs gesteld kunnen worden of het dan nog terecht is dat alleen eigenaren van de grond in een blok beslissen of een ruilverkaveling in uitvoering zal gaan. Overigens dat niet alleen omdat zoveel diensten geld, tijd en werk geïnvesteerd hebben in de voorbereiding van de plannen, maar vooral ook omdat de realisering ervan ver uitgaat boven het particuliere belang van de individuele grond eigenaren. Vooropgesteld dat de ruilverkaveling uitgroeit tot een landinrichtingsprogramma dat gericht is op de realisering van de in het kader van streek- en bestemmingsplannen aangegeven meest gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het buitengebied van gemeenten. Maar dat is nu juist de vraag die we nog moeten beant woorden. 4. Dilemma Inmiddels zal U na het voorafgaande duidelijk geworden zijn in welke tweeslachtige situatie de ruilverkaveling eigenlijk terecht gekomen is. Aan de ene kant zullen nog steeds de belangen van land- en tuinbouw, overeenkomstig artikel 2 van de Ruilverkave- lingswet 1954 behartigd moeten worden. Aan de andere kant lijkt het er meer en meer op dat deze wet een middel gaat vormen om het planologisch gebeuren in de landelijke gebieden richting te geven. Bovendien is het, zoals we zagen van groot landbouwbelang dat be- drijfsvergroting tot stand komt (,,de fase van voortbrenging op kleine schaal is voorbij") en de ontwikkeling van de landbouw- produktie wordt afgeremd. Kunnen eigenlijk deze twee landbouw kundige doeleinden wel in het kader van ruilverkaveling verwezen lijkt worden?

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1970 | | pagina 9