met de Bewaringen van de hypotheken tot de huidige kantoren.
Heel in 't kort is dit de voor de lezer ongetwijfeld bekende ge
schiedenis van de grondeigendommen gezien uit een fiscaal oogpunt
namelijk als object voor de belastinginning. Bij de hypotheken treft
men iets vergelijkbaars aan. Ten behoeve van een geldlening wordt
de grond verbonden als waarde-object. Vandaar dat dit zakelijk
recht een trait d'union is geworden naar de openbare registers.
b) Van de Openbare Registers
Men kan de grond ook zien als object van rechten: de bevoegd
heden, die men heeft, aangezien men aanspraken kan doen gelden
op het zoveelste deeltje van de aardoppervlakte, welke rechten
geëerbiedigd moeten worden. Om dit laatste gaat het in wezen; in
hoeverre vinden mijn rechten op de grond erkenning bij de overheid,
de buren en anderen. Welke gedragingen en welke (andere) bewijzen
(bewijsmiddelen) worden in dezen gerespecteerd. Het behoeft geen
betoog dat de schriftelijke bewijsstukken daarbij het belangrijkste
zijn. Ik voel me dan ook verplicht de geschiedenis van de grond te
onderzoeken aan de hand van dergelijke documenten, waarmede
rechthebbenden zich tegen stoornis in hun bezit konden vrij
waren.
Vooraf houden wij ons goed voor ogen, hetgeen de Monté
Ver Loren heeft geschreven t.w.„Bij ieder rechtshistorisch onder
zoek gaat men uit van een werkhypothese, die achteraf juist, ten
dele juist of onjuist kan blijken. Steeds is het gevaar aanwezig, dat
men teveel hangt aan zijn hypothese en daardoor feiten, welke deze
aan het wankelen brengen negeert. Vervalt men in deze fout, dan
ontstaat er geen wetenschappelijk betoog, maar een pleidooi voor
een van tevoren ingenomen standpunt"
De vóórmiddeleeuwse periode speelt in onze rechtsgeschiedenis
slechts de rol van een inleiding. Op de middeleeuwen moet de na
druk vallen. Niet alleen omdat dan de bronnen ruimer beginnen
te vloeien, maar ook omreden dat de rechtsinstellingen, zoals die
tot 1811 hier hebben bestaan, zich voornamelijk in de middel
eeuwen hebben gevormd. Wij kunnen t.a.v. de openbare registers
ruwweg vier perioden onderscheidenvan 1300 tot 1811; van 1811
tot 1812; van 1812 tot 1838 en van 1838 tot heden.
De middeleeuwse staatsinrichting was gebaseerd op grondbezit,
want daaraan was de bevoegdheid ontleend om aan de rechts
vordering deel te nemen. Landbouw en veeteelt vormden de
economische grondslag van het volksbestaan. Bijgevolg was het
normale boerenbedrijf de basis van de samenleving en daarom had
men als vertegenwoordiger van een volle hoeve (familie-sibbe) en
niet als individu deel aan de regeling van de rechtsorde. De bezitters
van de volle hoeven waren verenigd in buurschappen, bestuurd door
een volksvergadering (ding) o.l.v. een huurrechter bestaande uit de
eigenaren der volle hoeven (dus land met hofstede). Daarnaast
bestond er ook grootgrondbezit, waar de onvrijen werkten. Het
211