eigendomsbegrip, zoals wij dit nu kennen, was onbekend. Men sprak
van eigen". Beschermd werd degene, die de „beste weer" had.
De overgang van eigendom had onmiddellijk plaats bij openbare
plechtigheid. Partijen verschenen bij deze openbare handeling
(Auflassung) aanvankelijk voor vertegenwoordigers van het volk
(gemeenten). De vervreemder wierp daarbij een gras- of korenhalm,
dan wel een stok of splinter (bij huizen) festuca in de schoot
van de verkrijger. Later verscheen men voor het gerecht en werd
een schriftelijke oorkonde opgemaakt, welke in het archief werd
opgeborgen. De verkrijger procedeert om zijn toekomstig bezit
veilig te stellen, tegen aanspraken van derden. De publiciteit welke
met de Auflassung (vestiging-investituur) voor de stamgenoten
optimaal was, werd door de handelingen voor het gerecht ver
drongen. Wanneer er later een lijst van gewaardeerde erven wordt
opgemaakt (wat ik wil aanduiden met erveboek) blijkt daaruit, dat
de volle hoeve geen levend begrip meer is, want zolang dit wel het
geval is heeft men geen lijst nodig. Hetzelfde verschijnsel ziet men
bij de ridderhofsteden of havezathen. Ook daarvan werden eerst
registers aangelegd toen de militaire waarde van deze versterkte
huizen aan het tanen was en zij dus hun functie in de samenleving
verloren hadden.
In de na-middeleeuwen begint via Frankrijk de receptie van het
Romeinse recht. Het toepassen van Romeinse regels bij de recht
spraak vond zijn oorzaak in het feit dat de juristen uit de renaissance
in het Romeinse recht, het Recht zagen. Natuurrechtelijk geschoold
als zij waren geloofden zij in het bestaan van een naar tijd en plaats
onveranderlijk recht. (Volgens de humanistische opvatting had dit
natuurrecht zijn beschreven vorm gevonden in het Romeinse recht.
Vandaar dat aan de universiteiten vrijwel uitsluitend Romeins recht
werd gedoceerd. Men zag dan daarin niet alleen het jus scriptum
(geschreven recht), maar tevens het ratio scripta (de beschreven
reden de logos het woord, het grensgebied met de religie).
Wat de receptie betreft werden typische vormvereisten de sub-
tilitates niet overgenomen.
Frankrijk heeft onder grote invloed gestaan van het Romeinse
recht vandaar dat ik even wil stil staan bij enkele essentialia. Uit
gaande van de overdracht van het bezit door lichamelijke daden ten
aanzien van de zaak eisten de Romeinen voor de traditie (levering)
zekere formaliteiten, die uiterlijk de bezitsverkrijging zoveel moge
lijk op occupatie deden gelijken. Een enkele wilsverklaring was
voldoende, doch (als restant van het corporele element) moest deze
op het land zelf afgelegd worden. Formaliteiten verdwijnen. In de
middeleeuwen ging dan ook het bezit door overgave van de titels
overzelfs door enkele wilsovereenstemming zoals nu nog in
Frankrijk. Nodig is dan dat de verkrijger bewijst, behalve de
wilsverklaring van de vorige bezitter, ook het bezit van deze en
het feit dat van zijn zijde geen nieuwe hindernissen worden op
geworpen.
212