205 onroerend goed op het Hypotheekkantoor ten name van eiser te stellen". Hier is niets nieuws onder de zon, want bewijsrechtelijk is door de eeuwen heen aan registers betreffende de zakelijke rechten grote waarde toegekend (Edict van Karei V gegeven te Antwerpen io oktober 1522, Rb. Almelo 14 april 1858, Rb. Rotterdam 23 april 1877, Hof te 's-Hertogenbosch 24 september 1912 en het hierboven bedoelde arrest). Uit de handboeken en enige uitspraken van de Hoge Raad kan opgemaakt worden dat een vermelding in de legger in ieder geval een vermoeden opleverend feit kan behelzen (art. 1902 juncto 1952 en 1953 B.W.). Dit betekent processueel een rechterlijk vermoeden d.w.z. een bewijsmiddel, waarbij de wet de rechter vrijlaat om al of niet tot het bestaan van een recht(sbetrekking) te concluderen. Diverse wetten (o.a. onteigenings- en ruilverkavelingswet) ontlenen aan de leggers, zo zou kunnen worden gesteld, een wettelijk ver moeden, doordat zij de feitelijke gegevens voldoende achten om tot het bestaan van een recht te concluderen. De bestaansfeiten uit de boekhouding worden hier van meer betekenis geacht dan de on bekende ontstaansfeiten van het recht, waaruit ook slechts een vermoeden van voortduring kan worden geput. Daarenboven worden zij van hoger orde beschouwd, dan de totaal onbekende rechts.feiten waarmede een derde zijn aanspraken meent te kunnen staven. Terugkerend tot de eigenlijke vraag, moet toegegeven worden dat inderdaad via het register kad. 71 een omweg wordt gevolgd. Dit wordt veroorzaakt omdat het centrale punt het leggerartikel is. Hierin kan de naam van een rechthebbende zelfs per gemeente meermalen voorkomen en wel met verschillende rechten. De vragen steller beoogt een rechtstreekse toegang vanuit de kaart naar een naamwijzer, waarin een ieder die enig zakelijk recht blijkens de akten op een onroerend object bezit moet voorkomen. Bij afschaf fing van de grondbelasting valt zulks zeker te overwegen. Overigens uit het geschetste voorval blijkt overduidelijk, dat kaarten niet gemist kunnen worden wil een onderzoek, bij onbekendheid van de eigenaar, zinvol starten. De kaarten moeten dan ook voldoende nauwkeurig zijn d.w.z. leiden tot de juiste titel, waarin de rechten zijn omschreven. In dit verband moet worden opgemerkt, dat bescherming van de eigendom niet betekent, dat de Staat ook de eigendomsgrenzen moet waarborgen. Dit is in eerste instantie een zaak van de rechthebbende zelf. Wel kunnen de door de overheid vastgestelde figuraties van de zakelijke genotsrechten erkenning vinden. Hier speelt de relativiteit van de verhoudingen een rol, wat beter kan worden toegelicht aan de hand van het begrip „eigenaar". Het door de vragensteller wellicht aan de balie opgevangen woord „kadastrale" eigenaar kan mij niet zo bekoren, ofschoon ik het ook wel bezig. Men wil daarmede aantonen dat betrokkene wel in de legger als zodanig voorkomt, maar dat dit niet behoeft te betekenen,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1970 | | pagina 7