zal vallen. Is S de aarde gepasseerd, dan zal de aardse zwaarte kracht S in zijn baan afremmen en die baan blijven krommen, misschien zó sterk, dat de snelheid weer evenwijdig aan het aard oppervlak komt, of beter gezegd: weer loodrecht op de richting van de zwaartekracht komt. En vanaf dat moment begint S weer terug te vallen. Vanaf nu verloopt alles in omgekeerde volgorde: S valt weer langs de aarde en komt weer in zijn uitgangspunt terug met horizontale snelheid v0, mits het zwaartekrachtveld bol-sym- metrisch is. Dit is bij de aarde zeker niet het geval: denkt U maar aan de afplatting. Inmiddels hebben we in S al een satelliet herkend. De satelliet- baan vertoont dus in het algemeen een slui taf wij king omdat het punt waarin S weer horizontaal loopt niet samenvalt met het uit gangspunt, en die afwijking zal groter zijn naarmate het zwaarte krachtveld minder symmetrisch is. Kiezen we v0 groter en groter, dan wordt de baan ruimer en ruimer totdat het zwaartekrachtveld net niet sterk genoeg is om S terug te laten vallen en dan zeggen we dat S aan het zwaartekrachtveld ontsnapt. Van deze ontsnappingsmogelijkheid maken we gebruik bij maan- en interplanetaire reizen, maar die blijven hier verder buiten beschouwing. Zolang v0 onder deze kritische grens blijft komt S dus ongeveer naar zijn uitgangspunt terug en er is geen overtuigende reden waar om S niet aan een tweede omloop zou beginnen die wel veel zal lijken op de eerste en die weer niet helemaal zal sluiten. En zo zal dat, als er geen storende invloeden een belangrijke rol gaan spelen, maar doorgaan: een alsmaar voortdurend valexperiment, waarbij S steeds maar aan het vallen is, maar door zijn hoge snelheid de aarde steeds weer voorbij is vóór hij hem raakt. Kiest men de horizontale begin-snelheid v0 te laag, dan zal S de aarde echter niet missen en dan wordt het geen satelliet; kiest men v0 te hoog, dan zal S ont snappen. Kiest men v0 o dan zal S gewoon vallen en dan hebben we het klassieke experiment van de vrije val, dat kan dienen om g te meten, en zo zouden we dit valtrajekt kunnen zien als een satelhet- baan met beginsnelheid v0 o. Ik ben mij bewust dat de voorgaande redenering op meerdere punten aanvechtbaar is en dat kwantitatieve resultaten alleen langs mathematisch-fysische weg kunnen worden verkregen, maar ik dacht dat deze, misschien wat onzorgvuldige benadering voor ons be- begrijpelijk maakt wat we met het Newtoniaanse mechanica-model kunnen uitrekenen. Zo'n berekening wordt al dadelijk ingewikkeld, maar is voor een zogenaamd centraal Newtoniaans veld, waarin de zwaartekracht G overal op hetzelfde centrum gericht is en bovendien in grootte om gekeerd evenredig is met het kwadraat van de afstand r tot dat cen trum, nog heel goed in gesloten vorm uitvoerbaar. We vinden dan, dat, binnen een zeker bereik van v0 als funktie van h, de baan een ellips wordt, waarvan één der brandpunten met het zwaartekracht- 244

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1970 | | pagina 10