249 dan kan men zich afvragen welke voorwaarden worden opgelegd aan de onderlinge ligging van de deelnemende waarnemingsstations door de omstandigheid dat de waarnemingen vanuit die stations op het zelfde, overigens onbekende, punt zijn verricht. Zulke voorwaarden zijn er. We zien dit eenvoudig aan het bijna klassieke geval van gelijktijdige meting van richtingen naar een satelliet. M.b.v. fotografische kamera's op twee onbekende punten meet men gelijktijdig georiënteerde richtingen naar een satelliet. Deze richtingen snijden elkaar dus per definitie in een, overigens onbekend, punt in de ruimte en gezamenlijk bepalen die georiënteerde richtingen een georiënteerd vlak als meetkundige plaats voor de verbindingslijn van beide waarnemingsstations. Deze meetkundige plaats geeft ons nu zo'n meetkundige voorwaarde die we zochten. Als we nog een soortgelijk paar waarnemingen doen, vinden we nog zo'n voorwaarde in de vorm van een georiënteerd vlak en snijding van die twee vlakken geeft ons een eenduidige richting voor de ver bindingslijn van de stations. Een vergelijkbare situatie doet zich voor bij het meten van afstanden, met een laser bijv., naar een satelliet gelijktijdig vanuit vier onbekende punten op aarde. We krijgen dan één voorwaarde tussen 6 grondafstanden en we mogen verwachten dat 6 viervoudige afstandmetingen de onderlinge ligging van de 4 waarnemingsstations eenduidig vastleggen. Men vindt zo misschien niet alles wat men zoekt. Zo levert de gelijktijdige richtingmeting alleen de vorm en de oriëntering van een aards net van waarnemingsstations, geen schaal dus en geen ligging t.o.vhet zwaartepunt van de aarde bijv. De gelijktijdige af standmeting geeft daarentegen vorm en schaal, maar geen oriën tering en geen absolute ligging. Geschikte kombinaties van beide meetmethoden leveren vorm, schaal en oriëntering, maar nog geen absolute ligging. Dit laatste zit er gewoon niet in bij deze zuiver meetkundige aanpak, waarbij alle relaties met het zwaartekracht veld opzettelijk werden verbroken. Men spreekt daarom wel van meetkundige satellietgeodesie, een gereduceerd geval van het al gemene eigenlijk. We hadden het al terloops over het eigenlijke meten naar een satelliet vanaf grondstations. De meest gebruikelijke optische methode is de fotografische, of zo U wilt, fotogrammetrische rich tingmeting die ik al even noemde. De hiermee behaalde precisie ligt in de buurt van 1" standaardafwijking en dit zal om verschillende redenen wel niet opvallend veel beter worden. Daarnaast heeft zich in de laatste 5 jaar de afstandmeting naar satellieten met lasers in snel tempo ontwikkeld. Hierbij wordt een zeer korte en zeer in tensieve lichtimpuls in een zeer nauwe bundel naar de satelliet ge straald en na terugkaatsing door hoekspiegels op de satelliet op het waarnemingsstation weer opgevangen. Door de gemeten looptijd te vermenigvuldigen met de vacuum-lichtsnelheid c en dit produkt te delen door 2 vindt men de afstand van station tot satelliet. Daar het eerste en het laatste gedeelte van het lichttrajekt zeker niet door

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1970 | | pagina 15