253
ontwikkelingen welke nog steeds gaande zijn; bovendien spelen
eigen faciliteiten of juist het ontbreken ervan vaak een grote rol.
In het begin van de zestiger jaren heeft de onderafdeling beslist
dat het van groot belang was te proberen ervaringen op te doen in en
zo mogelijk een bijdrage te leveren aan projecten welke toentertijd
op gang kwamen.
De omstandigheden waren destijds zodanig dat voorlopig gekozen
is voor het fotografisch waarnemen van satellieten met de bedoeling
tenslotte bij te dragen aan één of meer internationale triangulaties.
De werkgroep Satellietgeodesie ontstond en sinds 1966 worden in
internationaal verband waarnemingen verricht op continu-basis.
Verder zijn een aantal faciliteiten geschapen welke een optimale
verwerking van de resultaten beogen, en tevens stimulerend zullen
werken op het ontwikkelen van wetenschappelijke toepassingen
van deze resultaten.
Aansluitend bij de meest recente ontwikkelingen is tevens be
sloten dat over enige tijd vanaf het nieuw geplande station te
Kootwijk laserafstandsmetingen zullen worden verricht, waarbij
voorlopig gedacht is aan het toepassen van een gepulste zgn. robijn
laser.
Vragen i.v.m. vermogens en nauwkeurigheden zijn nog in discussie.
Wat betreft de aangekondigde titel van deze lezing, deze is iets te
weids. Gelet op het voorgaande zou ik graag spreken over die tech
nische aspecten van het meten naar satellieten welke bij onze
Delftse toepassing naar voren komen, in casu welke te maken hebben
met onze toepassing van het meten van richtingen naar satellieten,
en onze ervaringen daarmee.
II. Richtingsmeting naar satellieten.
1. Meettechniek en nauwkeurigheidseisen.
Als men vanaf verschillende plaatsen op aarde, met onderlinge af
standen van honderden tot enkele duizenden kilometers, gelijktijdig
een kunstmaan tegen een achtergrond van sterren fotografeert, ver
krijgt men in wezen een aantal projecties van de kunstmaan tegen
de sterrenhemel.
Op basis van een bepaalde sterrencatalogus ontstaat er dus een
bundel richtingen, vanaf ieder station één richting welke door één
punt gaat, nl. de satelliet.
Herhaalt men dit simultaan fotograferen, vanuit dezelfde plaatsen
op aarde, doch op een ander moment, dan heeft men opnieuw een
aantal door één punt gaande richtingen in de ruimte gefixeerd, enz.
Deze richtingen vormen twee aan twee vlakken; deze vlakken
snijden elkaar; de richtingen van deze snijlijnen representeren de
richtingen tussen de standplaatsen (stations) onderling.
In principe zijn daarmee alle onderlinge richtingen bepaald of te
bepalen, ruimtelijk, geheel meetkundig, dus zonder gebruik te
maken van de zwaartekracht.