Prof. Tengström in Uppsala en dat van Prof. MoRiTzin W-Berlijn. De hoop bestaat dat in het kader van dit programma zinvol waarnemingsrekening, statistiek en speciaal bepaalde toetsings systemen kunnen worden toegepast. Wat betreft de resultaten van het Delftse station kan nog worden vermeld dat de geschatte standaardafwijking van de afzonderlijke berekende richtingen naar een aantal satellietposities kleiner is dan één sexagesimale boogsec. De tijdregistratie heeft een standaardafwijking van ongeveer 0,3 X10-3 sec. Resumerend kan worden gesteld dat tot nu toe slechts een klein deel van alle waarnemingen centraal is bewerktdat het resultaat hiervan bescheiden was doch dat een reeds in gang gezet selectie proces hieraan veel zal kunnen verbeteren, en dat tot nu toe de kwaliteit van de Delftse resultaten bevredigend is. III. Toekomstige mogelijkheden. Het is de bedoeling dat de Werkgroep binnen afzienbare tijd de beschikking zal krijgen over een tweede camera. Hiertoe wordt in de eigen werkplaats een zeer goedkoop aangekocht K-50 lenzensysteem gemodificeerd. Deze camera zal niet met film doch met glasplaten worden uit gerust verwacht wordt dat hiermee een hogere nauwkeurigheid kan worden bereikt. Als deze camera klaar is zal ze tezamen met de besproken TA-120 camera in dezelfde montering worden geplaatst. Dit biedt tevens mogelijkheden tot zeer interessante experi menten, o.a. op het gebied van de zgn. „Seeing". Hierbij gaat het om de invloed van de luchtlagen in de onmiddel lijke omgeving van de camera. Een volgend project zal zijn het modificeren van nog een K-50 lenzensysteem tot een satellietcamera met een bewegend beeldvlak. Hierbij ontstaat de mogelijkheid om het beeldvlak dezelfde snelheid als het satellietbeeld te geven, waardoor veel langere belichtings tijden worden bereikt. Dit geeft dan weer de mogelijkheid om ook veel minder heldere (kleinere) satellieten voor het geodetisch werk te gebruiken. Verder kan worden vermeld dat de plannen voor een nieuw per manent station nabij Kootwijk inmiddels in een gevorderd stadium zijn. Deze verhuizing van de werkgroep naar het Oosten is om een aantal redenen gewenst; men denke aan de betere atmosferische omstandigheden, het ontbreken van strooilicht, de aanwezigheid van een vaste bodem, enz. Bovendien blijkt internationaal steeds meer het belang van metingen met lasers voor de satellietgeodesie en de planning van het nieuwe station is zodanig dat ook deze metingen t.z.t. vanaf dit nieuwe station verricht kunnen worden. 264

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1970 | | pagina 30