276 Boekbespreking Het vijfde lustrumboek van het Landmeetkundig Gezelschap „Snellius", afsluiting van de periode 1966 - 1970 Een afsluiting van een periode betekent meestal het begin van een nieuwe. Iets nieuws groeit pas als niet alleen met woorden ge schermd wordt maar daden zich gaan aftekenen. Accentueert het lustrumboek een dergelijke overgang van oud naar nieuw Laten we vriendelijk voor elkaar zijn en dit onderstellen, een ieder schaffe zich dit boek aan teneinde deze hypothese te toetsen Mogen bij dit lustrum vele tradities zijn weggevallen, de traditie van voorwoorden in het lustrumboek is gebleven. Twijfelt de voor zitter van Snellius in zijn voorwoord aan een „gehechtheid aan de geodetische studie", de hoogleraar-voorzitter van de onderafdeling kwijt zich goed van zijn taak in het tweede voorwoord. Het „ten geleide" van de lustrumboek-commissie laat de doelstelling van het boek duidelijk naar voren komen, al is een lichte teleurstelling te bespeuren over het feit dat aan derden gestelde vragen niet direct tot een duidelijke doelstelling van een nieuwere geodetische studie leidden. De doelstelling van het boek is het leveren van een bijdrage aan een nieuwe opzet van onderwijs aan komende geodetische ingenieurs; mijn conclusie is dat inderdaad het lustrumboek ele menten bevat die een waardevolle bijdrage kunnen blijken te geven. Zeker geldt dit voor de fraaie uiteenzetting van Prof. Hoefnagels over arbeidsverdeling, maatschappij en universiteit, een bijgewerkte editie van een reeds eerder in dit tijdschrift gepubliceerde lezing. Evenzo geldt dit voor een kort en goed overzicht van operationele ana lyse met uitvoerige litteratuurlijst door lector Folkers. Creusen, geodeet van oorsprong, vertelt iets over het nieuwe vakgebied der futurologie waarbij echter de koppeling met geodesie niet erg uit de verf komt. Tot nadenken stemt een heldere behandeling van het nog moeilijk te begrenzen gebied der mariene geodesie, van de hand van de hydrograaf van Opstal. Romein, die in onze Delftse samenleving graag niet-technische aspecten naar voren schuift, doorvlecht zijn betoog over het verband tussen landmeten en cartografie met leer stukken van Rachel Carson, niettemin weet hij vele waardevolle alinea's te leveren over het wezen van de cartografie waar zeker de interessante litteratuurbespreking toe bijdraagt. Een klemmend betoog voor het geven van meer aandacht aan de problemen van de zgn. „Ingenieursvermessung", hier projectmeting en -behandeling genoemd, wordt gegeven door G. Bakker en C. Roosik onderstreep dit, maar zou dan graag vervlechting zien met waarnemingstechni- sche methodieken ontwikkeld in ons Delftse instituut. Nu volgen vier stukken van afgestudeerden: „Een terugblik;een toets?", „De ingenieur bij de kadastrale ruilverkavelingsdienst en Te bestellen bij het Landmeetkundig Gezelschap „Snellius", Kanaalweg 4, Delft. Prijs 20,-.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1970 | | pagina 42