aarde (natuurlijke) maansysteem speelt de verhouding van beide
massa's steeds mee en dient als extra-grootheid te worden bepaald.
Ook kan men zoals reeds gezegd de verlichte kunstmaan als
richtpunt voor ruimtelijke triangulaties gebruiken, terwijl de na
tuurlijke maan, door haar grote afstand en door haar onregelmatige
topografie zich slechts voor enkele geometrische onderzoekingen
leent.
Het dynamisch onderzoek van de aarde met behulp van de maan
werd voor 1957 echter reeds verre overtroffen door het zwaarte-
krachtonderzoek op land en op zee. Ook hierbij richtte het onder
zoek zich op de afplatting van de aarde, maar meer in het bijzonder
op de locale vorm van de geoïde en op de daarmee samenhangende
schietloodafwijkingen. Zoals ten behoeve van de vormbepaling van
de aarde de triangulaties en graadmetingen voorafgingen (via
„fakkel" en „stellar" triangulatie) aan de ruimtelijke triangulatie,
evenzo gingen de zwaartekrachtmetingen op land en op zee vooraf
aan de metingen van variaties in de banen van satellieten.
En terwijl de satellieten, zowel in meetkundig als in dynamisch op
zicht meer en nauwkeuriger „engros" gegevens leveren omtrent de
vorm en de onderlinge ligging van punten op aarde, verschaffen
klassieke methoden van de voor 1957 bekende methoden van opper
vlaktetriangulaties en zwaartekrachtmetingen ook nu nog de
beste „en detail" gegevens. Terwijl men bijv. door middel van een
satelliettriangulatie met een betrekkelijk gering aantal waarnemings-
punten (bijv. 20) de gehele aardbol kan omspannen heeft men met
behulp van „oppervlakte triangulaties nimmer de oceanen kunnen
overbruggen.
Over de methoden van de metingen op het aardoppervlak zullen
Ir. Strang van Hees en Ir. Sluiter voordrachten houden, waarbij
eerstgenoemde in het bijzonder zal ingaan op de zwaartekracht
metingen en laatstgenoemde op de recente satellietnavigatie.
Ik hoop, mijnheer de voorzitter, hiermede een summier overzicht
te hebben gegeven van de indeling der onderwerpen, welke op dit
congres zullen worden behandeld.
N.B.Voor de inhoud van het tweede deel van de lezing van de
spreker, waar wordt ingegaan op de theoretische achtergronden,
verwijst hij naar twee opstellen in dit tijdschrift, nl.
1. Symposium on the use of artificial satellites in geodesy; jaar
gang 78, augustus 1962, pag. 194-204.
en
2. Het nieuwe geodetische referentie-systeem 1967, jaargang 84,
augustus 1968, pag. 201-2x2.
242