50
Men kan uit de voorgaande formules en de beteekenis van den
k
factor afleiden, dat een verschil van 20% in die intensi-
M
teit het bedrag van g? en dus ook van de correctie der
boussole-aflezing niet merkbaar zal beinvloeden.
Intusschen zijn we tot een tamelijk uitgebreide bewer
king gekomen om het boussole-azimuth te verbeteren tot
kaart-azimuth, hetwelk voor coördinatenberekening moet
worden gebruikt. Daarvoor moeten wij immers zeker 12
tour-aflezingen doen om de correctie der boussole op de
standplaats te kennen. Met het maken der grafische voorstel
lingen, enz. enz. mee wordt de samenstelling van zulk een
correctietafel van een theodoliet-boussole reeds een tamelijk
omvangrijk werk.
Maar vooral het feit, dat van elke meting die correctie
voor elke boussole-aflezing afzonderlijk uit deze tabel moet
worden afgeleid en ook daardoor voor elke coördinaten-
berekening het werk belangrijk wordt vermeerderd, maakt
het noodzakelijk, aan den instrumentmaker den eisch te
stellen, dat voor theodoliet-boussoles deugdelijk materiaal
worde gebruikt. Hij moet zijn materiaal kunnen beoordee-
len, hij moet dat materiaal op ijzerverontreiniging kunnen
onderzoeken en hij mag er zich niet op beroepen, dat hij
geen betere ruwstof kon krijgen.
In dit opzicht schieten onze Nederlandsche instrument
makers helaas te kort.
De vóór den grooten wereldoorlog hier ontvangen theodo
liet-boussoles van Duitsch fabrikaat voldeden echter wel aan
de hoogste eischen. Daarentegen waren niet alleen de tus-
schen 1891 en 1896 ontvangen kleine boussole-instrumenten
van Becker en Buddingh dikwijls belangrijk ijzerhoudend,
maar ook de in 1918 ontvangen 11 theodoliet-boussole van
de firma de Koningh vertoonen dit hinderlijk gebrek.
Men schijnt nu eenmaal in Nederland zeer onverschillig
te zijn ten opzichte van alles wat landmetersboussoles betreft,
omdat deze immers zulke „onzuivere instrumenten" heeten
te zijn.