ONDERZOEK VAN EEN THEODOLIET- BOUSSOLE.
Men begint met het gewone onderzoek van de „theo
doliet" (libellen-, rand- en kijkeronderzoek) en de regeling
daarvan.
Vervolgens brengt men de naald in evenwicht.
Daarna arreteert men de naald en brengt haar in de
richting Oost door draaiing van het bovenstel, klemt de
alhidade vast en laat de arreteer-inrichting los. Het aantal
schommelingen van de naald (heen en terug voor één tel
lende) zal in Ned. Indië 30 bedragen, voordat zij tot rust
komt, als de naald zich zonder te veel wrijving bewegen
kan en voldoende magnetisch is. Men zal ook opmerken,
dat de laatste slingering minder dan 10'bevat, reden waarom
tct in 5-tallen van minuten kan en dus moet worden af
gelezen. Is het aantal slingeringen belangrijk grooter, dan is
de naald „traag", bezit dan te weinig magneetkracht, wat
door aanstrijken verholpen kan worden.
Kan dit niet gebeuren ter plaatse en heeft men geen
reservenaald, dan wordt de naald naar Batavia opgezonden.
Is het aantal slingeringen te gering, dan plaatst men
de naald eerst op een andere stift (in een ander boussole-
instrument?) om te zien of onvoldoende scherpte van de
stift de oorzaak is.
Mocht dit het geval niet wezen, dan is het agaten hoedje
slecht en de naald is onbruikbaar.
Nog kan men een 5-tal aflezingen van de boussole doen,
nadat men telkens de naald door een klein ijzeren voorwerp
(pennemes) uit zijn stand heeft gebracht, afwisselend naar
rechts en naar links. Zijn de aflezingen gelijk, dan zijn de
spil en het agaten kapje goed.
2 JAARGANG
2e AFLEVERING
-3 DC-