44 Eenvoudiger is het echter als men de functie zelf grafisch voorstelt (zie fig 2); men vindt dan vanzelf het maximum, nauwkeurig genoeg. 11) Nog berekenen wij voor =0,01 en-y- 1,5 bij a 10° tp 0° 57' a 20" tp 1° 00' a 30" <p 0° 47' a 33 60° (p 0» 19" Als a of -j 1, dan zal bij a 0° of 180® het ijzerdeel aan de magneet „kleven". Beweegt men het ijzer- deel oost- of westwaarts dan zal de aanklevende magneet naald medegaan, totdat de aardmagneetkracht de overhand krijgt en de magneet het ijzerdeel loslaat. Is de maximum afwijking op dat oogenblik dan zullen eerst van af «>CJ bovenstaande formules toepassing kunnen vinden. Daar echter de magneetnaald den cirkelrand niet aan raken kan, is practisch a nooit l. Het dichtstbij zijnde randgedeelte, dat ijzer bevatten kan, is van de pool van den magneet altijd toch nog eenige millimeters verwijderd. Wij nemen dus voor -j niet 1 maar 1,1 en voor 0,0005, omdat de boussoledoos het minst ijzerhoudend wordt gemaakt en als uitkomst voor qj met dezen factor een waarde verkregen wordt, die in de praktijk kan voorkomen. Derhalve k M 0,0005 en a 7 bij a 1° wordt 9 0° 31" a 2° <p 0° 55' a (p 1« 06' a 4° <cp lo 10' a 5® 9 - 1° 06' a 6» 9 1° 00' Fig. 2 k 3 2 k I, i 3® n

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1920 | | pagina 6