48
Men ziet gemakkelijk in, dat steeds het gedeelte tus-
schen A (azimuth) 180° tot 360° de herhaling is van het
gedeelte 0° tot 180", doch dat het negatieve deel van de
dikke lijn niet symmetrisch is met het positieve deel. De
oppervlakten boven en onder de X-as moeten wel aan
elkander gelijk zijn.
Ook is het duidelijk, dat bij een groot aantal ijzerdee-
len, de kromme tamelijk onregelmatig kan verloopen, doch
dat steeds de oppervlakten boven en onder de X-as gelijk
moeten zijn en dat de gelijkheid der twee helften (0° tot
180° 180° tot 360°) moet blijven bestaan.
Daaruit volgt:
eerstens: dat de gemiddelde correctie (dus vrij van ijzer-
houdendheidsinvloed) moet verkregen worden door het
gemiddelde te nemen voor een stel aflezingen, die regelmatig
over den cirkelomtrek zijn verdeeld en
tweedensw dat de waarden voor cp, die men uit die waar
nemingen en dat gemiddelde vindt, twee aan twee (bij 180°
azimuthsverschil) aan elkander gelijk moeten zijn. Is dit niet
het geval, dan zijn er nog andere invloeden, zooals afle-
zingsfouten.
Het bedrag daarvan is derhalve gemakkelijk te bepalen
en wanneer de middelbare waarde daarvan minder dan bij
voorbeeld 5' is, dan kan men de boussole gebruiken door
toepassing van vorenbedoelde correctie-tabel, mits de deelen
van het instrument, die niet met de boussoledoos medebe-
wegen öf voldoende ijzervrij zijn öf op den stand van de
naald geen schadelijken invloed vermogen uit te oefenen.
Voor theodoliet-boussoles zal men daarom hebben te
onderzoeken, of het onderstel bedoelde schadelijke bestand-
deelen bevat.
Voor dit onderzoek bepaalt men
le de correctie van de boussole, zoodanig opgesteld op een
pijler, dat de lijn 0" - 180" van den horizontalen cirkel-
rand ongeveer evenwijdig is met de lijn 0°-180" van
de boussole,