tenaren met lage bezoldigingen, doch wordt eveneens gevoeld
door de beter bezoldigden. Het zijn vooral de huishuren,
die voor deze laatsten niet onbelangrijk verschillen met die
op kleinere plaatsen. In verband hiermede ware eene regeling
te treffen, waarbij ook de hooger bezoldigden voor eene
standplaatstoelage in aanmerking kunnen worden gebracht.
Het lijkt gewenscht de standplaatstoelagen te beperken tot
de werkelijk dure standplaatsen als bijv. Batavia, Bandoeng,
Semarang, Soerabaja en Medan. Batavia en Bandoeng wor
den hier in de eerste plaats genoemd, aangezien op deze
plaatsen groote ambtenarencorpsen werkzaam zijn, die daar
het grootste gedeelte van hun diensttijd of permanent ge
plaatst blijven, zoodat zij doorloopend van de duurte te lijden
hebben. De ambtenaren op de kleinere—als regel goed-
koopere—plaatsen, worden veel minder door de duurte
getroffen en zijn bovendien meer aan overplaatsing onder
hevig voor hen zijn de standplaatstoelagen dus niet of niet
in die mate noodig.
Bij de vaststelling eener standplaatstoelage-regeling dient
er evenwel yekening mede gehouden te worden, dat een
duurdere (meestal ook grootere) standplaats voordeelen biedt,
welke in de binnenlanden wordt ontbeerd, als bijv. onder
wijsinrichtingen.
Overigens kan niet uit het oog worden verloren, dat
standplaatstoelagen het karakter dragen van eene tegemoet
koming en dat de salarissen aanmerkelijk zijn of zullen
worden verhoogd.
Rekening houdende met bedoelde factoren wordt de vol
gende regeling voor opvolging aanbevolen.
Bezoldiging
De le f50.- 40 °/0
De 2e f50.- 30 °/0
de daaropvolgende
I 100.- 20 °/o
f 200.— 10 °/o
f 200.- 5 °/0