- 54 -
welk dan ook door de Commissie alleen in een verdere
toekomst uitvoerbaar wordt geacht. Dit criterium komt in
hoofdzaak hierop neer, dat als inheemsche krachten worden
beschouwd de landsdienaren, die gedurende
het grootste gedeelte hunner minderjarig
heid ingezetenen van Nederlandse h-I n d i
z ij n g e w e e s t, c. q. omdat dit gedurende die periode met
hun ouders het geval was. Wat verder in de definitie voor
komt in verband met de mogelijkheid om de vereischte
getuigschriften in Indië te behalen, kan duidelijkheidshalve
gevoegelijk worden weggedacht, aangezien die definitie toch
eerst bestemd is om te werken, wanneer voor vrijwel alle
betrekkingen in Indië zelf opleiding kan worden genoten.
Casuïstische gevallen zijn eventueel gemakkelijk afzonderlijk
te regelen.
Voor goed begrip van de zaak is het noodzakelijk te
trachten na te gaan, lang welken gedachtengang de Com
missie tot voormeld criterium is gekofhen.
Op bladz. 7 van het gedrukt verslag noemt zij het een
cardinaal punt „dat alle definities op uiteenloopende ma
nieren trachten te benaderen het doorslag gevende criterium,
namelijk of iemand zich in Indië als in een vreemd land
gevoelt of niet". Behoudens de te subjectieve inkleeding
(men vrage liever of iemand in Indië al dan niet thuis
behoort), kan de hier weergegeven gedachte volkomen
worden beaamd.
Deze gedachte verder uitwerkende, meent de Commissie
reeds het kind van den zuiveren immigrant onder de in-
heemschen te moeten rangschikken. Op de vraag of men
„zich in Indië als in een vreemd land gevoelt of niet",
dicteert zij namelijk een ontkennend antwoord aan „allen
die het grootste gedeelte hunner minderjarigheid in Indië
hebben doorgebracht". Ter voorkoming van ontduiking
amendeert zij voorts deze uitspraak in dien zin, dat niet
het land van verblijf van den betrokkene gedurende het
grootste gedeelte der minderjarigheid, maar dat zijner ouders