- 81 -
en de 4 in Nederland reeds aangeworven en in dit jaar uit
te zenden adjunct-landmeters zullen hun opleiding volgens
de huidige bepalingen voltooien aan den Indischen cursus,
welke echter, zoo spoedig als in verband hiermede mogelijk
is, zal worden ingericht tot opleiding van lagere en middel
bare vakkundigen. Deze laatsten zullen, na twee- hoogstens
driejarige studie gevolgd op (volledig of gedeeltelijk genoten)
meer uitgebreid lager onderwijs (Mulo) op daaraan gelijk te
stellen schoolkennis, als onderlandmeter bij het kadaster wor
den aangesteld op een bezoldigingsregeling, overeenkomende
met die van de abituriënten der Indische middelbare tech
nische scholen in andere, gelijkstandige gouvernementsbetrek
kingen.
In verband met het vorenstaande zal deze reorganisatie
voor het jaar 1922 in Indië een hoogere uitgaaf vorderen van
5 X (12 X f 150. of f 9000.aan toelagen voor 5 practisch
te werk gestelde candidaten, voor welke uitgaaf de onder-
werpelijke nieuwe onderafdeeling is ingelaschtde toelagen
der Nederlandsche candidaten zullen moeten worden bestre
den uit den daartoe in het 1ste hoofdstuk opgebrachten
nieuwen post (zie aldaar, onderafdeeling 407).
Tot nog toe wordt door de landmeters in de gewesten
Atjeh en Onderhoorigheden, Benkoelen, Lampongsche Dis
tricten, Banka en Onderhoorigheden, Palembang, Amboina,
Riouw en Onderhoorigheden, Djambi en de Westerafdeeling
van Borneo voor het opmaken en bijhouden der blokkaar-
ten, waartoe zij verplicht zijn ingevolge artikel 3 hunner
instructie, vastgesteld bij besluit van 22 Juli 1916 No. 39
(Stbld No. 517), een voor allen gelijkelijk bedragende toelage
van f 250.s maands genoten.
In verband met de groote waardevermindering van het
geld is dit bedag in de meeste gevallen beslist onvoldoende,
terwijl bovendien verscheidene landmeters slechts weinig
inkomsten trekken uit de verrichte werkzaamheden voor
particulieren.