83 -
daar naar aanleiding van een advertentie een zeer persoonlijk
artikeltje geschreven, waarvan ik de overtuiging heb, dat het
in de pen was gebleven, wanneer U zich beter van de
zaak op de hoogte had gesteld en ik twijfel niet of U
zult na lezing van het onderstaande wel willen erkennen,
dat U inderdaad wat te ver is gegaan.
Uw voornaamste dwaling is, dat U mij persoonlijk aanvalt
over een wijze van bezoldiging, waarover ik niets te zeggen
heb. Het mag U immers niet onbekend zijn, dat in een Ge
meente niet de chefs der verschillende diensttakken de bezol
diging van hun personeel vaststellen, doch dat dit geschiedt
door den Gemeenteraad. Te Medan nu heeft de Gemeente
raad bij de herziening der bezoldigingen medio 1920 een
nieuw stelsel ingevoerd, het ,,tropentoelagestelsel". Het is al
lerminst mijn taak hier uit een te zetten, wat de voor- en
nadeelen van dit stelsel zijn. Het lijkt mij echter voor een
corps, dat om positieverbetering schreeuwt, niet van belang
ontbloot eens na te gaan welke bezoldigingsstelsels er al
zoo in overweging zijn bij het Gouvernement.
U zult me toegeven, M. de R., dat als U het genoemde
stelsel verkeerd mocht vinden, U allerminst behoefde te
beweren, dat i k me „onsterfelijk geblameerd" heb. U had
dan den Gemeenteraad van Medan een verwijt moeten maken
over de invoering van zoo een nieuwigheid. De door U aan
dien Raad gezonden aflevering van het tijdschrift is toch
immers niet bedoeld als zoo een verwijt doch als een
poging om Uw laster tot hier te doen doordringen—nietwaar?
Stelt U gerust; men weet hier een goed ambtenaar wel te
waardeeren, ook zonder adviezen van wat wangunstige oud
collega's.
Een andere misvatting, die me uit Uw stukje maar meer
nog uit de noot van het Hoofdbestuur—bleek, is deze. U schijnt
het vreemd te vinden, dat gevraagd werd een „landmeter, val
lende in de salarisklasse der opzichters". Is U dan werkelijk
door de hooge bezoldiging en snelle promotie op het denk
beeld gekomen, dat een 'Kadasterlandmeter bedoeld zou zijn