39 -
tegen betaling van 1200 realen f 2700.— een huis te
bouwen".
Volgens de Instructie van de Bewindhebbers had de G. G.
een geschikte plaats uit te kiezen waar het centraal gezag
zich veilig kon vestigen.
Jacatra kwam het meest in aanmerking. In 1611 begaf
Both zich naar den regent om verlof te vragen" tot het
maken van een bekwaam fort." Deze conferentie had niet
het gewenschte resultaat. De G. G. was zelfs genoodzaakt
een voor de Compagnie minder voordeelige wijziging in het
contract aan te brengen daarentegen mocht Both een
gunstiger gelegen terrein voor de factorij uitkiezen, waar hij
een steenen huis liet bouwen en een posthouder vestigde.
In 1612 gelukte het den Commandant BrouwerBoth
was intusschen naar de Molukken vertrokken—een stuk grond
door de vestiging van een kantoor te verkrijgen, dat, zooals
hij het in zijn brief aan de Bewindhebbers uitdrukt, gelegen
was „op de bequaemste plaetse van de geheele rivier (de
Tjiliwoeng), vooraen int incomen yegen over de stadt, heb
bende aen de westzyde de rivier ende aen de noordtzyde
de zeestrant".
De kleine factorij te Jacatra nam meer en meer in be
langrijkheid toe en bestond in 1613 uit een steenen huis
„Nassau" genaamd.
Jan Pietrsz. Coen van Hoorn in 1613 aangesteld tot
boekhouder-generaal en directeur van de kantoren in Bantam
en Jacatra bracht in 1616 de kostbaarste goederen der
Compagnie, die in Bantam niet meer veilig waren, naar
Jacatra over.
Na zijn benoeming tot Gouverneur-Generaal werd in 1618
besloten tot den bouw van een „volkomen fort" rondom het
huis „Nassau" en het intusschen daaraan toegevoegde huis
„Mauritius In 1619 sloegen de Bantammers, Jacatranen
en Engelschen een beleg voor het gehate fort. Coen was
genoodzaakt naar de Molukken te zeilen om versterking te
halen. Toen hij in Mei 1619 terugkwam was het fort ten