Niemant sal den roijmeester in 't stuck van sijn ampt injurieren met woorden ofte wercken, op arbitrale correctie. Ondanks de bepalingen in het jaar 1624 getroffen tot tegengang van onwettige occupatie van gronden, een mis bruik dat thans in 1923 ook nog veelvuldig voor komt en dat zonder reorganisatie van den kadastralen dienst in ver band met verponding en grondonderzoek niet afdoende te bestrijden is, bleef dit euvel voortbestaan en werd vernieu wing van het plakaat van 1624 noodzakelijk geacht. Dit plakaat bepaalde, dat binnen twee maanden na de afkon diging, alwie „erven ende gronden binnen deser stede aen de oostsijde van de groote rivier bij timmeringh ofte an- dersints gerijgent" en verzuimd had zich van erfbrieven te voorzien, deze alsnog moest aanvragen „ter plaetse, daer men die gewoon is te geven" De poenaliteit wasverbeurd verklaring van de erven, welke „yder pretendeert te besitten". De plakaten van 20 December 1628 en 20 Augustus 1633 hadden tot doel het brandgevaar te verminderen. De bam boezen huizen moesten zoo spoedig mogelijk door steenen gebouwen worden vervangen en wie daartoe niet bij machte was, kreeg opdracht zijn eigendom te verkoopen en kon grond buiten de stad krijgen. Verder werden aan de bur gerij nog contributiën opgelegd. Zoo moest een contributie dienen tot het uitdiepen van de stadsgrachten. Zijn deze bepalingen niet mild te noemen, het nut ervan mag niet worden ontkend. Een geheel andere geest ademde het plakaat van 3 Juli 1641, dat inbreuk maakte op het eigendomsrecht, gegeven bij het plakaat van 1 April 1627, hetwelk toch uitdrukkelijk bepaalde, dat alle binnen en bui ten het ressort van Batavia liggende, als leenen uitgegeven of nog af te stane landen en tuinen „exemt van den tytel Voor de geciteerde plakaten zie het „Nederlandsch-Indisch plakaat- boek" bewerkt door Mr. A. v. d. CHIJS.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1923 | | pagina 18