1922, afdeeling 5, hoofdstuk 2, onderafdeeling 516 B).
Niettemin zijn wij, na zoo jarenlange miskenning, zeer dankbaar
voor de uitdrukkelijk gemotiveerde gelijkstelling in bezoldiging
met half bevoegde Leeraren bij het Middelbaar Onderwijs,
door de Regeering in de Nivelleeringsvoorstellen vastgesteld.
In verband echter met de veel omvangrijker studie, zou
naar onze bescheiden meening, ook eene ietwat hoogere
bezoldiging volkomen gemotiveerd zijn.
Eene meer uitvoerige uiteenzetting van onze wenschen
inzake bezoldiging en wat verder daarmede in verband staat
bevatten onze hiervoren genoemde drie verzoekschriften,
hierbij in afschrilt overgelegd en waarvan wij den inhoud
beleefd in Uwe welwillende aandacht en overweging aan
bevelen.
Mochten de voorstellen van Uwe Commissie er ten slotte
toe leiden dat thans eindelijk onze bezoldiging naar recht
en billijkheid in overeenstemming wordt gebracht met die
van andere ambtenaren met gelijkwaardige opleiding en
dienst-prestatie, dan zouden wij Uwe Commissie oprecht
en eerbiedig dankbaar zijn.
Het Bestuur der Vereeniging van
Hooger Technisch Personeel van het Kadaster,
(w.g.) E. H. ANTHONIJSZ, Voorzitter (Pekalongan).
(w.g.) H. MUURLING, Secretaris (Weltevreden).
(w,g.) J. Z. KERKHOFF, Commissaris (S^marang).
SEMARANG, 21 December 1922.
De eerste nota betreffende de bezoldigingshërziening werd
aan de leden ter rondlezing toegezonden.
Op de bijeenkomst te Weltevreden op 20 Februari j. 1.
van de Salariscommissie met verschillende vereenigingen
werd onze vereeniging vertegenwoordigd door de heeren
E. H. Anthonijsz en E. Sigmond.
Het stenografisch verslag zal t. z. t. aan de leden worden
verstrekt.