Bij rondschrijven van het hoofd van den kadastralen dienst ddo 11 Juli 1921 is antwoord gegeven op de bij de toe passing van dit tarief gerezen vraag, hoe het salaris berekend moet worden van de gezamenlijk aangevraagde meetbrieven eener groote erfpachts-aanvrage. De tusschengrenzen, stukken van hoogstens 550 bouw vormende, werden niet opengekapt noch gemeten, doch door den landmeter ten kantore op de kaart recht getrokken tusschen vaste punten van de buiten grens der aanvrage. (2). Voor de kosten van meting kan in het onderhavige geval onder „perceel in den zin van al. 1 van art. 2 van het tarief alleen worden verstaan het geheele aaneengesloten terrein, waarvan opmeting is gevraagd (zie al. 5 van dit art.). Is dit 1200 H. A. groot, dan zijn de kosten van meting 400 Xf 1.50 800 Xf 0.50 f 1000.- (Inderdaad zal de kosten-berekening niet anders kunnen geschieden, als na de opmeting van de vervaardiging van kaarten en meetbrieven wordt afgezien). (3). Voor de kosten van opmaking van kaarten en meet brieven behoort het tarief op eiken meetbrief afzonderlijk te worden toegepast, omdat elke meetbrief één (aaneenge sloten) terrein, omschrijft. Het meetbriefperceel is dan één (aaneengesloten) terrein, waarvan opmeting werd gevraagd. Werden van evenbedoelde 1200 H. A. vier meetbrieven van 300 H. A. gevormd, dan zijn de kosten van de kaarten en meetbrieven 4 X 300 X f 0.75 f 900.-. (4). Bestaat de erfpachtsaanvrage door een uit te meten verkeersweg of op andere wijze uit twee of meer „opme- tingsperceelen", dan zal op elk daarvan het tarief moeten worden toegepast; twee of meer van die stukken kunnen met instemming van het diensthoofd in één meetbrief worden omschreven. - Bij rondschrijven van het hoofd van den kadastralen dienst ddo. 22 Januari 1923 No. 269 wordt echter verzocht het laatste gedeelte van boven genoemd rondschrijven ddo. 11

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1923 | | pagina 8