55 tieven basis voortgebouwd. In Hoofdstuk IX artikel 55 van de wet van 1838 lezen we dienaangaande: „De aanduiding van den aard en de ligging der goede ren naar aanleiding der kadasterale indeeling, zal in alle acten, vonnissen, stukken, bestemd voor de overschrij ving, inschrijving, vermelding of aanteekening in de registers der Bewaring van de hypotheken, plaats heb ben door duidelijke opgave van de Sectie, het nummer en de grootte, zooals elk perceel bij het Kadaster bekend is. enz. enz". Ook in het latere B. W. van 1848 en de onteigeningswet van 1851 is men op die verkeerde grondslagen doorgegaan en heeft men aan het kadasternummer eene waarde toege kend, waarop het geen, aanspraak kan maken. Ook Mr. Hamaker (in Rechtsgel. Magazijn 1893 bladz 427) zegt van dit kadaster: „Dat dit kadaster op de rechten en verplichtingen der bijzondere personen onderling geen invloed hebben kan, behoeft geen betoog en is dan ook onder deskundigen algemeen erkend; het heeft, gelijk men zegt, geen be wijskracht, noch ter aanwijzing van den rechthebbende, noch ter vaststelling van de grenzen Al was het kadaster veel nauwkeuriger dan het is, het zou tUsschen de bijzondere personen onderling geenerlei werking mo gen oefenen wegens de wijze, waarop het is opgemaakt en wordt bijgehouden. Het is het product niet van de samenwerking, de overeenkomst van belanghebbenden of van na het hooren van beide partijen gegeven rech terlijke beslissingen, maar van de eenzijdige daad der Regeering, die in het belang van hare administratie goedgévonden heeft, aanteekening te houden van de subjecten van den grondeigendom, naar haar beste weten, op grond van inlichtingen haar door haar ambte-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1923 | | pagina 20