56 naren verstrekt. Het kadaster is daarom voor hare bijzondere personen in hunne onderlinge verhoudingen een res inter alias acta, waarmee zij niets te maken kunnen hebben". In verband met de Ned. her-kadastreering van de Gemeen ten, waarvan de opmetingen in de jaren 1825 t|m 1831 wk een vlot verloop hadden gehadzegt Mr. P. R. Feith (Handl. Ned. Juristen vereeniging bladz. 112) „De meerdere zorg, in de laatste jaren aan de ver betering van het kadaster besteed, moet voor een deel als weggeworpen geld worden beschouwd, omdat op den bestaanden gebrekkigen grondslag nooit een goed resultaat te verkrijgen is". Stellen we hier nu tegenover een citaat uit een artikel in de Ind. Gids van het jaar 1917 van Mr. H. A. Idema: „Ieder, die als ik de voorbereiding (van de nieuwe landrente-regeling) op het terrein zelf heeft kunnen medemaken, betreurt het dat men halverwege is blijven „staan en verzuimd heeft aan deze nauwkeurige landme ting, door de desa-schrijvers tenslotte toegepast tot belastingplichtigheid, van begin af een Inlandsch ka daster te verbinden". Zonder nu aan de kunde en ervarenheid van den Landraad voorzitter Mr. Idema, waarop in „de beschouwingen" den nadruk gelegd werd, te kort te doen, moet ik hem echter in dit opzicht alle competentie om hierover een oordeel uit te spreken ontzeggen. Doch wel acht ik hem bevoegd tot het uitspreken van het navolgende oordeel, dat van admini- stratief-juridischen aard is: „Ook zonder de grondbelasting-registers (boekoe pa- djeg), ooit gezien te hebben, kan men reeds "Ilit don J) (Cursiveering van mij. R.)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1923 | | pagina 21