78
dat eggend om s-uitwijzing volgens de wet niet tengevolge
heeft dat men eigenaar wordt, maar alleen dat men „i n
alle met derden plaats gehad hebbende
handelingen als eigenaar wordt beschouwd
(bladz. 162. R.J.
Ook dit vonnis van uitwijzing zal dus slechts een vermoe
den l) opleveren ten gunste van den daarin als rechthebbende
genoemde (bladz. 160. R.). De beteekenis van het vonnis tenzij
in geval van verzet is slechts gering (bladz. 59. R.).
Immers een derde, die den eigendom eens mocht terugvorderen
(de „derde-revindicant"was geen partij in de uitwijzings
procedure tegenover hem bewijst het vonnis dus niets (bladz.
160. R.). Juridisch kan men volhouden, dat het materieele recht
van den rechthebbende is veranderd, zoodanig dat zijn recht
voor de uitwijzing was „bezit" en daarna „eigendom"vow den
terugvorderenden derde maakt dit echter geen verschil, op hem
berust in ieder geval de bewijslast, (bladz. 161. R,).
Anders is de vestiging van „agrarisch" eigendom.
Dit geeft inderdaad een onaantastbaar recht. De eigendoms-
acte, uit krachte van het vonnis opgemaakt, zet n.l. een absoluut
vaststaand erfelijk individueel bezitsrecht om in agrarisch eigen
dom!; de handeling van dengeen, die den eigendom afstaat -
het hoofd van plaatselijk bestuur is „rechtscheppend"
bladz. 190. R.)en zoo geven eigendomsakten, opgemaakt krach
tens vonnis van uitwijzing, waarbij het agrarisch eigendom wordt
„gevestigd" een onbetwistbaar, niet voor tegenbewijs vatbaar
recht. Dit geldt echter weer alleen voor de vestigingen niet
bij „d e overdrach t" van dit rechteigendomsacten waar
bij agrarisch eigendom wordt overgedragen, geven, evenals die
van Eur. eigendom, nooit meer dan een feitelijk vermoeden,
bladz. 190. R.).
Een uitwijsingsvonnis sou alleen van positieve beteekenis zijn,
indien men aanneemt dat het voortaan een onaantastbaar recht schept
en dit komt in botsing met het overigens dgor de wet gehuldigde
negatieve stelsel van grondoverdracht. (bladz. 161. R).