39
karakter van een „inzet" van den grooten arbeid: de schep
ping van een „Inlandsch Kadaster". (Zie de hierop geleverde
critiek door Dixi in het Soerabaiasch Handelsblald als bijlage
II hierbij gevoegd).
In Frankrijk is men in 1806 de kadastreering begonnen, die
in 1851 voor alle gemeenten voltooid was. Deze arbeid, waar
mede honderden millioenen gemoeid waren, bleek al spoedig
niet te voldoen aan de eischen, die men aan een kadaster kan
en moet stellen. De Regeering heeft daar ten laatste moeten
zwichten voor den drang uit het Volk om over te gaan tot
vernieuwing van dat kadaster.
Alvorens echter daartoe over te gaan en om niet weder te
vervallen in eene nuttelooze uitgave van honderden millioenen,
vond de Regeering het raadzaam, zich te laten voorlichten door
eene Commissie, die bij presidiaal decreet van 30 Mei 1891
werd ingesteld, de z.g. Commission extraparlementaire du
cadastre.
Deze commissie bestond uit 74 leden, waarvan deel uitmaak
ten afgevaardigden, advocaten, technici, financiers, ambtenaren,
enz. en had eene drieledige opdracht n.l.
a. voorstellen te doen ter hervorming der wetgeving op
de verkrijging en bezwaring van onroerende goederen
ter verhooging van de rechtszekerheid en het
grondcrediet
b. de grondslagen te leggen voor de opmaking en voort
durende bijhouding van een kadaster, dat behalve voor
fiscale doeleinden zoti dienen voor de .bepaling der
grenzen van eigendomsrechten en voor de boekhou
ding op die rechten;
c. de middelen aan te wijzen in administratief-finan-
cieelen zin om de voor te stellen hervormingen door
te voeren.
In verband met die opdracht splitste deze commissie zich
in drie afdeelingen n.l. eene juridische, eene technische en
eene voor de wegen en de middelen.