43 hankelijk van de deugdelijkheid van de landrente-kaarten en in de tweede plaats van de te stellen eischen van nauwkeurig heid aan de liggerbladen. Hierover is door den Heer Van Gent geen positief antwoord gegeven; wel vinden we aangegeven, dat de metingen een vlot verloop hadden en de medewerking van de bevolking weinig of niets te wenschen heeft overge laten; ook wordt aangegeven, dat de resultaten aan de gestelde verwachting voldeden. Hoe hoog die verwachtingen gesteld waren, treffen we niet aan. Hier dus een zuiver subjectief oordeel van het Hoofd van den Topografischen Dienst over eigen werk, waarover wij geen oordeel kunnen en mogen vellen, omdat we niet voldoende bekend zijn met het doel en het te verwachten nut. Ik heb het in de inleiding reeds gezegd, het vraagstuk is nog niet bekend, niet gelimiteerd. Terecht wordt later wel melding gemaakt van het feit, dat hier niet één doch twee vraagstukken om oplossing vragen ii.1. a. ten eerste de schepping van de liggerbladen en a. ten tweede het vraagstuk der bijho'üding. Om dus het antwoord op vraag a te kunnen geven moeten we weten, hoe het model liggerblad is ontstaan en hoe het wordt bijgehouden, om van duurzamen aard te zijn. Deze mededeeling missen we in het geheele betoog om hierover technisch te kunnen oordeelen. Ons geven het aangeboden model liggerblad, waarop de uitgemeten grondstukken zijn geregistreerd en het model uit treksel (op andere plaatsen in het betoog ten onrechte „meet- he wij zen" genoemd) zooals dit aan de bezitters wordt uitgereikt, niet het gewenschte antwoord op de vraag a ten 1ste, dat de landrentekaarten M dat doel benut zijn of aangewend kunnen worden; wel kunnen de mooie kaartjes misleidend werken op den oppervlakkigen beoordeelaar en zal het wel onder de beko ring daarvan zijn, dat het gunstig advies van den Raad van Indië dd. 25 Augustus 1922 No. XXII werd uitgebracht, aan-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1923 | | pagina 8