112
„Op zelfgenoegzamen, lichtelijk pedanten toon" om in den
stijl van den Heer Lamster te blijven-, kan ik medeüeelen, dat
men momenteel te Medanpde vruchten plukt van mijne adviezen
aan het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur ovei Grond- en
Woningpolitiek; dat ki verband hiermede zelfs Buitenzorg een
telegram heeft bereikt en dat mijne critiek in de Sumatra-Post
niet zonder meer is terzijde gelegd. Ik zou verder nog kunnen
verwijzen naar mijne niet zonder, succes geschreven artikelen in
het Soerabaiasch Handelsblad, maar mijne adviezen en wen
ken uitgegaan tijdens mijn werken aan de kadasterale Bewaring
te Batavia, waarvoor hepsch dankbetuigingen in ontvangst zijn
genomen, doch ik zou werkelijk den schijn wekken pedant te
zijn of het te willen worden en daarom zal ik mij bepalen tot
eene uiteenzetting van het standpunt, waarop „iemand als de
Heer Raeven" zich stelt en verder maar het oordeel aan den
lezer overlaten.
Ieder Staatsburger heeft het recht (hij kan het zich zelfs
tot plicht rekenen) inlichtingen en adviezen aan de Regeering
te geven, indien hij zulks in het algemeen belang noodzakelijk
acht. Hierdoor bewijst men de Regeeting een grooten dienst,
Land en Volk kan ermede gebaat zijn.
Is dat het recht van elk Staatsburger, voor den ambtenaar
in dienst van den Lande is dit recht zeer nauw verwant aan
plicht, ten minste zoo wordt door mij het „ambtenaar-zijn"
opgenomen; of oordeelt de Heer v. G. daar anders over?
Waardiger ware het, indien de door mij uitgeoefende
critiek ontzenuwd was, indien de Regeering in staat was
gesteld zich een zuiverder oordeel over het aanhangige vraag
stuk te vormenin plaats daarvan echter stelt de Heer v. G.
zich op een voetstuk en tracht zich te dekken docr een aantal
archiefstukken te noemen, waarvan ik den inhoud, zonder
toestemming van de Regeering, niet in het geding mag brengen.