146 verwijst, met zonderlinge calculaties voor den dag kunneïi komen, die ik voorloopig in petto houd. Alleen wil ik .nog releveeren dat het aantal mutaties in dat grondbezit jaarlijks ruim 3|4 millioen bedraagt en dan vraag ik in gemoede, heb ik gelijk met te spreken van een, millioenenkwestief Gelukkig zijn er tot heden weinig LAMSTERS, die, na mijne critiek gelezen te hebben, mee helpen opbouwen een kadaster bamboe, dat in korten tijd zoo aangetast zal zijn door witte mieren, dat er niet veel van over zal blijven, trots de daaraan ten koste gelegde millioenen. Is het soms hieraan toe te schrijven, dat er duizenden en nog eens duizenden meetbewij- zen op afhaling wachten, niettegenstaande Het is niet noodig den Heer L. hier het eenstemmig oordeel de.r Pers weer te geven. Wel wil ik tot slot een paar der ont vangen adhesie-betuigingen aanhalen, om aan te toonen, dat men kan zeggen, het Daghet in het Oosten" of wel „la vé.rité est en march e". „In dank ontving ik de studie over den opzet van het In- landsch Kadaster, waarbij ik het geheel met U eens ben," Kort maar bondig. Breedvoerigei is het navolgende schrijven „Met zeer veel belangstelling heb ik de' tweede en derde aflevering 1923 van het tijdschrift voor het Kadaster in N.-I., bevattende Uwe studie over het Inlandsch Kadaster, geheel doorgelezen." „Welke Notaris, bekend als hij is met de grootste rechtson zekerheid, die nog steeds aan het Inlandsch bezit eigen is en daardoor eene groote belemmering oplevert in de economische ontwikkeling van dit land, zal het niet met Uwe inzichten eens zijn en wie hunner zal Uwe ernstige waarschuwing niet dadelijk onderschrijven?" „Zelf ook het voorrecht gehad hebbende met Sultans en Controleurs ter Oostkust van Sumatra te werken heb ik daar het Torrensstelsel toegepast gezien en bewonderd tegenover

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1923 | | pagina 46