154
Het is wellicht mogelijk, dat de heer R. na het bovenstaande
in de verzoeking mocht komen om ons door een weder
antwoord ten tweeden male nog eens „noodgedwongen teveel
eer te bewijzen". Hij houde ons dan echter ten goede, dat wij
dan een verder antwoord schuldig zullen blijven, ook onze tijd is
kostbaar, ;n eene verdere wisseling van gedachten op de door
den heer R. aangenomen basis, achten wij, zooals hij nu wel
zal hebben begrepen, nutteloos, ondoelmatig en onvruchtbaar.
J. C. LAMSTER.