158 op de kwestie ingaan, maar ik wil de Regeering ernstig waarschuwen om niet den Topografischen dienst een arbeid op te dragen, waarvoor hij niet geschikt is. Wanneer de Re geering zegt: Ik zou het kadaster uitvoeriger moeten toerusten met ambtenaren en met allerlei personeel om het werk goed te doen en zal mij daarom in vredesnaam beperken en zeggen„liever een minder juisten arbeid, die ten minste wat vlugger kan geschieden", dan zou ik daarmee vrede kiln- nen hebben, maar het is de vraag of wij daarmede niet een kleinere som uitwinnen om later millioenen meer uit te moeten geven. Ik zou van de Regeering daarom gaarne eert geruststellende verzekering dienaangaande willen ontvangen. 11de VERGADERING VRIJDAG 16 NOVEMBER 1923. Eerste algemeene aanvullingsbegrooting voor 1924, Afd. IV, Dept. van Binnenlandsch Bestuiir. De heer Schippers, Directeur van Binnenlandsch Bestuur: De heer Bergmeijer heeft eenige woorden gewijd aan den pennenstrijd tusschen het Kadaster en den Topografischen dienst over een toekomstig Inlandsch Kadaster. De Regeering heeft voorloopig nog slechts het volgende goedgekeurd a. dat op Java en Madoera de individueele uitmeting door den Topografischen dienst op de tegenwoordige wijze wordt voortgezet in alle afdeelingen, waar men thans bezig is en dat die proeven kunnen worden uitgebreid in alle afdeelingen waar de betrokken Resident dit gewenscht acht, mits daaruit zoo min mogelijk kosten voor den Lande voortvloeien en de Topografische dienst die taak schen dienst te belasten met het werk. Ik zal hier niet dieper

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1923 | | pagina 58