159 op zich kan nemen zonder tot personeelsuitbreiding over te gaan; b. dal de betrokken Residenten in overleg zullen moeten treden met het hoofd van den Topografischen dienst en zoo noodig met den Inspecteur der Landelijke Inkomsten omtrent de mogelijkheid van de invoering eener grond- registratie, die bij die individueele uitmetingen en even tueel bij de landrenteadministratie aansluit; c. voorts zal bij wijze van proef voorloopig op een tweetal hoofdolaatsen (Magelang en Malang) de individueele uitmeting van erven plaats hebben, waaruit zal moeten blijken of de bevolking op de hoofdplaatsen prijs stelt op kaartjes van haar grondbezit en of het vraagstuk der uit meting en registratie van het grondbezit op de hoofd plaatsen gekoppeld kan woraen aan dat betreffende den aanslag in de Inlandsche verponding. Wellicht kan daaruit op den duur dan een soort grondregister voor de hoofdplaatsen ontstaan, welke niet te kostbaar is en nuttig wordt geacht. Omtrent de resultaten van al die proefnemingen is nog weinig bekend. Het is voorhands zeker niet de bedoeling van de Regeering er een millioenenkwestie van te maken. Zij rekent er op dat de proeven geen extra-kosten voor den Lande met zich mede brengen. De kosten van de proeven kunnen worden gedekt door het' zegelgeld van 1.50, dat voor de kaartjes verschuldigd is en door de bevolking vrijwillig moet worden betaald. Zij mag niet gedwongen worden de kaartjes te nemen. Het moet echter in bedoelde steden nog blijken of zij in grooten getale prijs stelt op het bezit van dergelijke grondkaartjes.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1923 | | pagina 59