105
dat die critiek uitgebracht is „zonder eenige inlichting bij mij
te hebben ingewonnen".
Is verder het verwijt van het Hoofd van den Top. dienst
gerechtvaardigd, dat „de Heer Raeven wel bezwaren in 't mid-
„den weet te brengen of de zaak door eene Commissie op de
„lange, baan kan schuiven, maar zelf nalatig blijft of mach
teloos is in het aangeven van een beteren weg" (zie bladz. 131)
Opdat de lezer een oordeel zal kunnen vellen of ook deze
beschuldiging gegrond is, meen ik te moeten verwijzen naar
mijn artikel bladz. 69 t|m 73 vaft dit tijdschrift, waar door mij
onder „Een Inlandsch Kadaster (Subjectieve indekten)" het
Torrensst'elsel, als het stelsel voor Indië, aanbevolen wordt, een
stelsel dat men hier in Indië in volle werking kan gadeslaan
en waarvan tevens als bijlage IV en V een „Grant Sultan"
en „Grant Controleur" tot model was aangegeven. Nu vraag
ik weer, had mijne critiek geen opbouwend karakter? Was door
mij niet duidelijk dén te volgen weg, die ingeslagen moest
worden, afgebakend? Mocht ik mijne denkbeelden (zie de
Eerste Taak der Regeering bladz 65 e.v.), verder uitwerken?
Hieraan moest wel voorafgaan de afbrekende critiek, omdat
de fundeering aan het groote gebouw totaal ontbrak, omdat
men was begonnen te bouwen zonder stelsel, zonder voldoende
rekening te houden met reeds bestaande en komende behoeften,
alle factoren, die men niet uit het oog mag verkezen.
DEZE CRITIEK EN DAT AANBEVOLEN STELSEL,
WAARVAN DE UITVOERBAARHEID ZOOWEL IN
RIOUW ALS TER OOSTKUST VAN SUMATRA VOL
DOENDE IS BEWEZEN, IS DOOR DEN HEER VAN
GENT ONAANGEVOCHTEN GELATEN.
Het moest verder ook wel op eene vergissing berusten, dat
het Hoofd van den Top. dienst mij in de „Inleiding" laat
uitweiden over de kadastrale stelsels in Frankrijk en Neder
land, terwijl inderdaad door mij ui die inleiding^ slechts beknopt
is aangegeven, hoe men daar, alvorens proeven te nemen, te
werk is gegaan, ten einde het groote kadastrale vraagstuk tot