21
derhalve het beste in staat zijn elkanders betaalkracht
en vertrouwbaarheid te beoordeelen.
Bij goede toepassing van het middel worden de niet-cre-
dietwaardigen vanzelf uitgesloten, wordt een premie gesteld
op arbeidzaamheid en goed gedrag en de grondslag gelegd
voor blijvende vereenigingen van lieden die eenzelfde stoffe
lijk belang hebben en daarbij elkander steunen, zoowel door
inkoop en verkoop voor gezamenlijke rekening van benoo-
digdheden, alsook wederzijdschen bijstand bij het verrichten
van hun dagtaak.
Evenwel, de Volksbanken kunnen niet in alle gevallen ge
noegen nemen met de persoonlijke credietwaardigheid der
leeners. Hierom niet, aangezien niet alle credietbëhoevenden
persoonlijk aan de bankbeheerders bekend zijn, aangezien
dikwijls leeningen worden aangegaan voor een langen ter
mijn, waarin allerlei gebeurlijkheden denkbaar zijn, zooals
tusschentijds overlijden van den debiteur, rampen, misgewas,
veeziekten, slechte invloeden die op hem werken, of ook
ingeval leeningen worden aangegaan tot het drijven van
zaken, waaraan de uitslag nog twijfelachtig is.
Zoowel het belang der Volksbanken, als dat der crediet-
behoevenden brengt mitsdien mede, dat de laatsten in staat
zijn om. naar omstandigheden zoo noodig ook zakelijke zeker
heid te stellen.
Trouwens ook in de Inlandsche maatschappij is het stellen
van zakelijke zekerheid een veelvuldig gebruikt en schier
evenzoovele malen misbruikt rechtsmiddel.
Misbruikt, aangezien het middel maar al te vaak het doel
der overeenkomst is. Bekend zijn de overeenkomsten, waarbij
de eene Inlander aan een mede-Inlander zijne bouwgronden,
vruchtboomen of huizen in pand geeft, of met recht van
r
wederinkoop verkoopt, hetzij de laatste zelf de geldschieter
is of als strooman dient voor een niet-Inlandschen geldschieter.
Mede behooren tot de hier bedoelde overeenkomsten het
voorschot op het groene gewas (idjon), eigenlijk een koop
van het daarvan te verwachten product, zoo ook de overeen
komst van deelbouw (maro of neloe) tot hetzelfde effect.
Nadeelig zijn dergelijke overeenkomsten somwijlen* voor den
schuldenaar, aangezien zijn bezittingen, welke tevens zijn
bestaansmiddelen uitmaken, in gebruik worden genomen door
den schuldeischer en ten slotte menigmaal voorgoed in diens
bezit overgaan, wegens het onvermogen van den debiteur om