34
van zinnen door den heer Van Gent zijn overgenomen uit
de dissertatie van Mr. S. Jaarsma „Bewijsmiddelen van
recht op grond in Nederlandsch-Indië".
Naar ik hoop zal dit den lezer, die wat dieper in deze
materie wil doordringen, vergemakkelijken om na te gaan in
hoeverre die zinnen of gedeelten van zinnen uit hun oor
spronkelijk verband zijn gerukt.
HET BATAVIAASCH NIEUWSBLAD 22 October 1923.
HET ÏNLANDSCH KADASTER.
Wij ontvingen het jongste nummer vaïi het tijdschrift voor
het Kadaster in Nederlandsch-Indië, orgaan van de vereeni-
ging van hooger technisch personeel van het Kadaster. Als
regel bevat dit periodiek uit den aard der zaak artikelen,
uitsluitend van belang voor Kadastertechnici. Dit nommer
is echter geheel gewijd aan het vraagstuk „het Inlandsch
Kadaster", een vraagstuk, dat in ruimer kring belangstelling
verdient.
Het wordt behandeld door landmeter Raeven, die voorko
men wil, dat door een verkeerde opzet onze belastingpen
ningen nhtteloos worden versmeten, gelijk de geschiedenis
ons in Frankrijk en Nederland te zien heeft gegeven.
Aanleiding tot het schrijven van zijn verhandeling vond de
heer Raeven in een voordracht, door het Hoofd van den
Topografischen dienst gehouden op de conferentie van gewes
telijke bestuurshoofden in Maart j.l. In die voordracht
ontwikkelde de overste Van Gent denkbeelden over het
vraagstuk, aan de hand van de dissertatie van Mr. S. Jaarsma,
getiteld: „Bewijsmiddelen van recht op grond in Neder
landsch-Indië". De landmeter Raeven'nu keert zich tegen
overste Van Gent, omdat hij als kadastraal-technisch,
juridisch en administratief adviseur vermeende te mogen
optreden.