37 betoog, dat, zoodra de herinnering in deze een woordje moet meespreken, de zekerheid omtrent de ligging van het onroe rend goed in het gedrang zal komen. Zelfs in het stelselloos stelsel-Van Gent is dit finaal af te keuren. Immers omdat aan de meting geen bewijskracht kan toegekend worden, sluit men de deur voor een eventueele invoering van het positieve stelsel, waarvan, zboals reeds gezegd, gezagheb bende Indische schrijvers voorstanders zijn. Door gemis aan volledige zekerheid omtrent de ligging van het onroerend goed heeft het op> te richten gebouw der rechtszekerheid voor het inlandsch grondbezit geen fondament. Al mogen mooie kaartjes dat gebouw nog zoo aantrekkelijk maken, een instor ting zal onvermijdelijk zijn. Wij kunnen ons daarom geheel aansluiten bij het voorstel van den heer Raeven, om alsnog eene commissie te benoemen, die het kadastrale vraagstuk in studie zal nemen. In 1913 heeft de Topografische dienst bij wijze van proef de in de desa's aangehouden landrente-registexs geconcen treerd op de centrale bureaux van de Landrente. Mr. S. Jaarsma zegt hiervan in zijn „Rechten op grond in Ned.- Indië" SMr. Jaarsma heeft tegen deze regeling wel het een en ander in te brengen. Waar deze proef ïn andere districten werd toegepast, zoo doet het vreemd aan, thans in de beschouwingen van den heer Van Gent de volgende lezing over deze centralisatie te vinden „Een merkwaardige kijk op de vervorming S van de landrente-boeking tot een soort inlandsch eigendomskadaster (kadaster nopens inlandsch bezitsrecht) gaf het Topo grafisch dienstverslag van 1913 dl. II blz. 99." „De samenstellers" aldus lezen we verder van het jaarverslag van den Topografischen dienst evenwel zijn van meening dat de proefneming te Bandoeng als geslaagd mag worden beschouwd."

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1924 | | pagina 40