42 De Heer Raeven toont aan dat kadastreering van Inl. grondbezit tot misliikking is gedoemd, schatten zal kosten, en dat ergo niet tot dit nieuwe avontuur mag worden over gegaan vóór de kwestie grondig onderzocht zij. De Top. Dienst moet bovendien op eigen houtje al zoo'n beetje aan het kadastraal liefhebberen zijn geslagen, door in 1922 te beginnen met het uitgeven van kaartjes in ver schillende bestuurs-afdeelingen aan bezitters van gronden, kaartjes, z.g. individueele uitmetingen. Doch deze zijn, volgens schrijver, te eenenmale waardeloos daar een ordelijke boekhouding ontbreekt, van bij- of over schrijving geen sprake is, noch van bijmeting na verdeeling, verkoop, e.a. De Heer Raeven noemt 's heeren v. Gent's proef hierom zoo bedenkelijk, aangezien het soort waardelooze opmetingen als hiervoor bedoeld, op zoodanige schaal plaats vond dat het proef-karakter reeds weg is en van een „inzet" voor een Inl. kadaster mag worden gesproken. Heeft de Heer v. Gent zonderlinge opvattingen omtrent de waarde van doctoraten, hij blijkt dus ook gansch origineel te zijn op het stuk van kadastrale voorzieningen. Moge de Regeering naar 's Heeren Raeven vak-kundige en inzichtrijke opmerkingen Klisteren. Een harer beste ambtenaren heeft gesproken Het antwoord dat de Heer v. Gent ter zake bereids aan den Heer Raeven gegeven heeft, voldoet niet. Hij verzekert haastig, als op heeterdaad betrapt, dat zijn doel alleen is eene registratie van Inl. grondbezit welke nog jaren zal vol doen aan de in de Inl. Maatschappij gestelde eischen zonder daarbij hare draagkracht te overschrijden. Eene verzekering welke aan vaagheid niets te wenschen overlaat. Een dupliek van den Heer Raeven zal stellig niet uitblijven.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1924 | | pagina 44