51
Thans rest ons nog eene hinderlijke onjuistheid recht te
zetten door het Hoofd van den Topografischen dienst ten
beste gegeven in zijne beschouwingen op de Bestuurs-Con-
ferentie in Maart 1923. Aldaar werd gezegd: „Het Indisch
„eigendoms-kadaster dankt zijn superioriteit minder aan de
„nauwkeurige kaarteering (alleen noodzakelijk omdat het
„de kaart uit geisoleerde metingen opbouwt) dan wel voor
namelijk aan de boekhouding".
Men zou van deze apodictische uitspraak kunnen zeggen
dat zij juist andersom moet luiden. De -kadastrale boekhou
ding hier te lande, hoewel voldoende aan matig te stellen
eischen, steunt goeddeels op verouderde voorschriften en is,
door de groote vooruitgang der geodetische wetenschappen
gedurende de laatste tientallen van jaren, verre ten achter
gebleven bij het technisch gedeelte der kadastrale werkzaam
heden. Juist in administratief opzicht is nog zeer veel te
verbeteren en te vereenvoudigen, vooral wanneer eene
eventueele herziening zich zou uitstrekken tot de aanver
wante diensttakken: In- en Overschrijving en Verponding.
Voorts worden door het Kadaster nooit kaarten opgebouwd
„tlit geisoleerde metingen"; wanneer in eenige nederzetting
zooveel eigendoms-perceelen zijn ontstaan dat een kadastraal
plan, blokkaart of overzichtskaart noodig wordt geoordeeld,
wordt steeds eene triangulatie en polygoneering van het
geheel uitgevoerd, dienende tot grondslag voor de détail
meting, de berekening en de kaarteering.
Het wil ons voorkomen dat de Heer Raeven met het
publiceeren zijner beschouwingen een nuttig werk heeft
verricht en wij spreken den wensch uit dat de Regeering,
gesteund door veelzijdige voorlichting, aan de voorberei
dingen ten behoeve van de eventueele invoering van eén
Inlandsch Kadaster hare volle aandacht moge schenken.