M< -m* 206265 x|/iW"5*'6 44 terwijl de geachte schrijver komt tot 16 cm! Is hiermede misschien de tolerans bedoeld 3) Volgens ons resultaat sub 3) zouden wij hebben gekregen 5) Wij brengen onder de aandacht dat schrijver de m.f. van de theodolietmeting voor de helft toeschrijft aan foutieve opstelling van het instrument zoomede de jalons en voor de andere helft aan andere oorzaken, dus hoek- aflezing, enz. Dit is natuurlijk slechts gemakshalve gedaan. 6) Onze berekening gebaseerd op sub 3 levert ons het navolgendede middelbare waarde van e is 5.6 X 100 4 X 206265 °-0005 m zoodat de tolerans voor e zou bedragen 3X0.0005 m— 1.5 mm hetgeen toevallig ook door den geachten schrijver werd gevonden. 7) Schrijver heeft zeer terecht betoogd, dat vooral bij groote polygoneeringen zeer streng op juiste centreering zoowel van instrument als van de jalons moet worden gelet. Red. UIT DE PRACTIJK. 1) Ratametingen. In Jaargang 1930 aflevering 2 zien wij in het artikel „Hoek- en Zijdenvereffening" op blz 49 als lengte van de zijde (9) opgegeven 114,058 m. Deze lengte onderging door de vereffening een belangrijke correctie —0,071 m, zoodat de vereffende waarde IX op bladz. 55 bedroeg 113,987 m. Naar aanleiding van deze groote indeeling rees bij ons het vermoeden, dat de meting van bedoelde zijde, met onvol doende nauwkeurigheid had plaats gehad. Immers hoe werd die lijn bepaald? Door middel van de meetveer, die wegens

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1931 | | pagina 45