7 de grootste zorgvuldigheid aan het meetwerk te besteden, omdat alle andere fouten door middel van een vereffening of berekening van voetpuntcorrecties vrijwel te niet kunnen gedaan worden en men tot resultaten komt, die aan de zekerheid grenzen. Prof. Hammer en andere auteurs hebben op grond van vele en zorgvuldige proefnemingen vastgesteld, dat de zijdelingsche uitwijking bij uitbakening van een lijn van 100 m met het vrije oog gemiddeld 3 cm bedraagt. Dat hier de dikte van den jalon, de terreingesteldheid, het oog en de routine van den opnemer van grooten invloed zijn, vereischt geen verder betoog. Wij willen hier nog op merken en dit is ook in [4] terug te vinden dat deze fout theoretisch niet te formuleeren is: vandaar de proef ondervindelijke vaststelling van prof. Hammer en anderen. Noemt men de m f. der zijdelingsche uitwijking v en neemt aan, dat hij y- van de proefondervindelijke waarde bedragen kan( zoo heeft men: v 1 cm Dus of m2 J'2 h-1 0,09 0,024x 0,0016 x2 Om nu direct de cijfers te laten spreken, voeren wij een viertal berekeningen uit en wel: y 40 m x 40 m 2) y 40 m x 100 m 3) y 100 m x 40 m 4) y 100 m x 100 m Met vooropstelling der aan Brandenburg ontleende waarden i"40 i 0,009 m <"ioo 0,015 m komen wij tot 1) my 0,021 m mx 0,023 m 2) my 0,044 m mx 0,045 m 3) my 0,024 m mx 0,026 m 4) my 0,046 m mx 0,047 m m2 „2 _j_^2 m2 (4)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1931 | | pagina 8