94
door vijfvoudige heen en weer verschuiving van de meet-
veer in tiende deelen van millimeters op een dubbelpalm
afgelezen resp. geschat. Iedere basis werd heen en terug
gemeten, voorts werden de hoogtecorrecties aangebracht
aan de hand van waterpasgegevens. Om de fouten tot een
minimum te beperken (het bepalen der lengteverhou
dingen was hoofdzaak) werden alle basismetingen zoo
veel mogelijk op dezelfde ochtenduren verricht, bij bewolk
ten hemel en door hetzelfde personeel. De resultaten zijn
bevredigend te noemen. De middelbare fouten der basis
metingen zijn alle kleiner dan 8 mm; slechts de meting
van Pantjasan (KQ 26-KQ 29) gaf een m.f. van 25 mm,
hetgeen voor een belangrijk gedeelte moet worden toe
geschreven aan den ongunstigen vorm van het basisnet.
Opgemerkt wordt, dat de meetresultaten der meting Pan
tjasan ondanks de groote m.f. toch werden aangehouden,
daar de groepvereffeningen, waarin genoemde basis voor
komt, verrassende uitkomsten gaven, zoodat veilig aan
genomen mag worden, dat de vastgestelde basislengte een
zeer waarschijnlijke plaats inneemt in het relatief groote
fouteninterval.
Daar het personeel te voren behoorlijk geïnstrueerd
was en zich door proefwaarnemingen goed had geoefend,
hadden de basismetingen een vlot verloop. Herhalings
metingen bleken onnoodig te zijn. Sommige basislijnen
waren triangulatiezijden van het net: Batoetoelis (KQ 14-
KQ 14a), Tjilendek (KQ36-KQ37), en Tjileboet (KQ 47-
KQ 48)de overige basislinen moesten door middel van
een basisnet op de triangulatiezijden worden overgedra
gen. Overbrenging door middel van een rhombus had
plaats bij Tanahsareal (KQ 51-KQ 52) en Baranangsiang
(KQ6-KQ6a); een dubbele rhombus werd gebezigd
bij Kedoenghalang (KQ2-KQ3). Voor Dreded (KQ 19
Hier werd (uitsluitend uit theoretisch oogpunt) de stelling
van generaal Schreiber toegepast.