95 KQ 19a) en Pantjasan (KQ26-KQ29) had het basisnet den vorm van een diagonalenvierhoekbij eerstgenoemde waren basislijn en triangulatiezijde overstaande zijden, terwijl bij laatstgenoemde zij aangrenzende zijden van den vierhoek vormden. Voor bijzonderheden verwijzen wij naar de triangu- latiekaart, voorkomende in Aflevering 3/4 van Jaargang 1930. 5. Aan de astronomische orienteering van het triangulatienet werd zeer veel zorg besteed. De zonsazi- mutbepalingen van 8 triangulatiezijden geschiedden op de bij het Kadaster voorgeschreven wijze. Evenwel werd het aantal series uitgebreid tot minstens 4 voor- en namiddag waarnemingen. Slechte weersgesteldheid heeft de zonsbepalingen ten zeerste belemmerd, vooral de na middag-waarnemingen hebben veel hoofdbrekens gekost. De middelbare fouten der vereffende astronomische azimuths varieeren tusschen 2",6 en 3",9, de gemiddelde waarde van de m.f. bedraagt 3",2. Het groote aantal astronomisch gemeten richtingen, die over het geheele triangulatienet verspreid liggen, waarborgt een voldoen de nauwkeurigheid van de orienteering van het net (zie de triangulatie-schetskaart in Aflevering 3/4 van Jaar gang 1930). De bereikte richtingsnauwkeurigheid wordt voldoen de geacht, daar de triangulatiezijden betrekkelijk kort zijn. 6. De hoekwaarnemingen geschiedden over het algemeen bij centrische instrumentopstellingop som Eén serie bestaat uit 4 azimuthwaarden, die verkregen, worden door metingen zoowel in normaalstand als doorgeslagen stand van den kijker, gepaard gaande met „varieering der zons- randen". De vereffeningsmethodes die voor de zonsberekeningen werden toegepast zijn uiteengezet in Jaargang 1930 van dit Tijd schrift, Aflevering 1, blz. 16 e.v.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1931 | | pagina 44