Al ~f "J" cos <P- Ads
Ter controle kenne men aan n successievelijk de
waarden 0, 1 en 2 toemen vindt dan
(max) T (t) P A (max)zie 10)-
Voor de methode-der-hoekcorrecties kan Ajn als
volgt worden afgeleid.
De betrekking tusschen aJ en Aj (waarin p
een willekeurig correctie-rangnummer is) zal steeds
dezelfde zijn.
De betrekking tusschen /V1 enAd„ is(zie 17)
Substitueert men hierin Adft -0-. p sin w cos w
dan krijgt men:
Er dient evenwel nog te worden opgemerkt, dat
bovenafgeleide uitdrukkingen voor A dn en Adn
een zuiver beeld van de fout geven voor een slechts
beperkte waarde van n, daar anders de bij de afleiding
van deze uitdrukkingen gebruikte benaderingen niet
altijd meer geoorloofd zijn.
Op analoge wijze als is gedaan voor Aju (max.)
vindt men:
196
A (max) ~r) p 1/~3 A 12,7 (max) zie 7).
A (max) pl/"l A 18,7 (max) zie 8).
dusAl cos <p. Ad, Y cos A h
A ju A cos q, A^n_i= cos AX
a e2
(e \n 4" 2 n -f 1
sin cos <p- ('26).
Direct blijkt dusA'(n (n 1) Ak m-a.w. de
reeks van fouten in den overgang resteerend na 1,2,3n
lengte-correcties is sterker convergent, dan de reeks van
fouten na 1,2,3n hoekcorrecties.